2012
1862 – 2012, 150 JAAR PAROCHIE O. L. VROUW GEBOORTE OHÉ EN LAAK.
J.P.M. Bogie
In de negentiende eeuw hebben de inwoners van Ohé en Laak deel uitgemaakt van drie parochies. Tot het jaar 1802 behoorde het dorp tot de parochie Echt en vanaf 1802 tot
de parochie Stevensweert. Zestig jaar later leidden de acties van de protestantse graaf van Walburg, Adolph von Hompesch, tot een zelfstandige parochie, die in april 1862 erkend werd. In 2012 vierden de mensen van Ohé en Laak het 150 jarig jubileum van hun parochie.
Het streekmuseum Stevensweert / Ohé en Laak wilde dit feit niet ongemerkt voorbij laten gaan en organiseerde op 2e Kerstdag een aantal rondleidingen in de kerk.
Om het heuglijke feit een extra tintje te geven werd in de voormalige doopkapel een expositie ingericht van foto’s, brieven, (bouw)tekeningen en krantenartikelen uit de voorbije 150 jaar.
Doordat in deze ruimte de kruiswegstaties (1962) van Gène Eggen aan de zijwanden zijn aangebracht ontstond het idee om daarbij ook zijn kerststal (1962) en het H. Hartbeeld (1960) een plek te geven. Zo kon de complete collectie beelden van hem nog eens bewonderd worden.
De kruiswegstaties en de kerststal heeft de kerk in bezit gekregen dankzij pastoor Pfennings bij het 100-jarig bestaan van de parochie in 1962.
Over het H. Hartbeeld straks meer.
Wat is er ondernomen om de expositie in te kunnen richten?
Omdat het museum beschikt over een beperkte hoeveelheid gegevens werd er besloten om contact te leggen met het bisschoppelijk archief in Roermond, dit om meer informatie te verzamelen over de voorbije 150 jaar.
De opbrengst was echter niet erg groot.
De mappen met informatie die we konden inzien hadden vooral betrekking op de restauratie werkzaamheden na de Tweede Wereldoorlog.
Daarnaast vonden we enkele krantenartikelen die gewijd waren aan het 100-jarig bestaan van de parochie.
Op advies van het bisdom werd er ook contact gezocht met het Rijksarchief in Maastricht, alwaar diverse parochiearchieven zijn ondergebracht.
In Maastricht waren echter geen gegevens over de parochie bekend, de zoektocht daar leverde helaas niets op.
Wel werden we erop geattendeerd dat het archief van de parochie, dat zich ten tijde van de verkoop in de pastorie bevond, terecht was gekomen bij het gemeentearchief van Roermond.
Weer terug in Roermond konden we voor de tweede keer onze zoektocht voortzetten in de Swalmerstraat, nu een paar panden verder bij het gemeentearchief.
Een archiefmedewerker haalde uit het depot een krat en oude doos te voorschijn met daarin ongeordend een groot aantal kasboeken, gegevens over de bouw van de kerk in 1865, correspondentie met Bolsius (de architect) en jaarboeken met diverse vermeldingen van o.a. communicanten.
Door deze verzameling van diverse gegevens werden we in de gelegenheid gesteld om een zestal panelen te vullen met informatie uit verschillende periodes.
1862 – 1870:
• Foto van de eerste pastoor van Ohé en Laak, de in 1862 benoemde Gerardus
W. Th. Beckers uit Well. Hij startte met de voorbereidende werkzaamheden voor de bouw van een nieuwe kerk. In 1865 werd hij opgevolgd door J.W. Schmeitz onder wiens pastoraat de bouw werd gerealiseerd.
Kopie van het bidprentje van Antonius Cornelis Bolsius, geboren 24 december 1839
in Den Bosch en overleden op 9 februari 1874 te Roermond. Hij was aanvankelijk
een leerling van Pieter Cuypers maar vestigde zich later als zelfstandig architect te
Roermond.
Kopie van een kleine eenvoudige schets van de kerk gemaakt door A. Bolsius.
Het uit 21 bladzijden bestaande, met de hand geschreven bestek van
den Bouwmeester A.C. Bolsius, inhoudende
een Eerste Afdeling: Omschrijvingen Werken, Wijze van Uitvoering
een Tweede Afdeling: Voorwaarden van Algemenen Aard
Kopie van een kleine eenvoudige schets van de kerk gemaakt door A. Bolsius.
Het lezen van de correspondentie tussen Bolsius en de parochie geeft ons een goed beeld van zijn betrokkenheid. Hij hield zich niet alleen bezig met het exterieur, ook gaf hij adviezen, tot in het kleinste detail, met betrekking tot het interieur en de aanschaf van kerkelijke attributen.
Alle contacten en afspraken verliepen in die tijd middels een zeer formele briefwisseling.
Ter illustratie volgt hier een greep uit zijn vele brieven die ons een indruk geven van de tijdgeest.
- Nota gedateerd Roermond januari 1866:
wegens ontwerpen en uitvoering der nieuwe parochiekerk te Ohé en Laak is het Kerkbestuur verschuldigd aan den Bouwmeester A.C. Bolsius op afkorting van honorarium ‘aan reizen, portos, teekeningen, papier etc. en toezicht bij de fundering’ het bedrag van fl. 75,-.
Het bedrag werd voldaan op 23 februari 1866.
- Correspondentie betreffende de communiebank en een biechtstoel die vervaardigd zijn in de werkplaats van Cuypers in Roermond.
Op 6 juli 1870 schrijft Bolsius een brief gericht aan de zeer eerwaarde heer:
“Bij dezen heb ik het genoegen de teekening der Communiebank te zenden, welke uitgevoerd in fijn eikenhout met bas reliëf een Christusbeeld het Brood des Levens toonende, omringd met de Emblemen der 4 Evangelisten, de gehele bank ter lengte van 4 Ned. El, fl. 250,- zal kosten.
Mocht dit bedrag niet kunnen besteed worden, zou er een bezuiniging van fl. 50,- te maken zijn door vervanging van het gezegde bas reliëf in een Lam tot medaillon eveneens gebeeldhouwd.”
“In afwachting Uwer geachte orders heb ik de eer hoogachtend te zijn”
Uw dienaar A.J. Bolsius.
Op 12 juli 1870 reageert Bolsius als volgt:
“Met genoegen ontving ik door Vrouw Bocken Uwe vereerende orders op de
Communiebank. Ik heb echter vergeten te vragen welke Uwe bedoeling is, de
communiebank geheel volgens teekening met medaillon Christusbeeld en de
emblemen der Evangelisten, à fl. 250,- ofwel met een Lam à fl. 200,-
De biechtstoel zullen wij ingevolge Uw verlangen met rugstuk maken en de
hierdoor veroorzaakte meerdere kosten op het zuinigst berekenen.
Communiebank en biechtstoel zullen tegen het laatst van september gereed
zijn.” Rechts onder in de brief maakt hij de opmerking dat het rugstuk in den
biechtstoel fl. 35,- zal kosten. Wat er uiteindelijk voor de biechtstoel betaald is geworden, is ons niet bekend. Wel weten we dat deze is geschonken door Peter van Laar.
In de brieven is er steeds sprake van één biechtstoel, naar alle waarschijn- lijkheid is er later nog eenzelfde vervaardigd.
Op 17 september 1870 stuurt Bolsius de volgende brief:
“Het spijt mij gister niet thuis geweest te zijn, om het genoegen te kunnen gehad hebben U te spreken, hetgeen ik bijzonder gaarne wegens de ciborie zou gewenscht hebben.
De tekening door Esser geleverd, raad ik bepaald af uit hoofde deze niet met den stijl der Kerk overeenkomt.”
Hij geeft aan dat hij ontwerpen verwacht van een vooraanstaande zilversmid- kunstenaar die “mooier kunstwerk levert, en tevens goedkooper, daar eene veel schooner en meer stijlgerechte ciborie dan uwe teekening van Esser, minder kosten zal dan door Esser opgegeven.”
Tevens wil hij het hebben over de biechtstoel en de communiebank.
“Een en ander is bijna voltooid en keurig”. Deze kunnen afgehaald worden.
Gevraagd wordt aan de pastoor om twee grote karren tot Roermond te zenden.
Met het spoor tot Echt zouden deze teveel aan beschadiging blootgesteld zijn.
“En tweedens op de karren geladen behoeft de biechtstoel niet zooveel uit elkaar geslagen te worden.
Ik twijfel niet of de goede boeren zullen gaarne een dag met kar en paard voor de kerk besteden.”
• Gezien de afbeelding van het medaillon werd er uiteindelijk gekozen voor de duurdere verzie van fl. 250,- De communiebank werd bekostigd uit de schenkingen van J. van Kempen en L. Smeets. Ook nu weer kon de parochie rekenen op de gulheid van de Ohé en Lakenaren.
• Dat de boeren een niet onbelangrijke rol hebben gespeeld in het bestaan van de communiebank moge blijken uit het volgende: In 1870 werd de communiebank door enkele boeren vanuit Roermond per kar naar Ohé en Laak vervoerd en werd met hun hulp in de kerk geplaatst. In 1962, bij de vernieuwing van het interieur door pastoor Pfennings, hebben zij er ook weer voor gezorgd dat de communiebank uit de kerk werd gehaald en uiteindelijk op de brandstapel is beland.
1900 - 1930
• Foto van een aquarel van het koor geschilderd door J.H.Laugs in 1902.
• Foto van Ludovicus Soons, pastoor van 1909 tot 1919. Hij liet de nieuwe pastorie bouwen en de twee kapellen links en rechts van de hoofdingang, bedoeld als doopkapel en de andere als kapel van de broederschapvan de H. Rozenkrans.
Na 1945
• Het “kattebelletje” met het verzoek dat pastoor Huijnen op 6 juni 1945 richt aan architect Krekelberg, om eens te komen kijken naar de kerk, die door het oorlogsgeweld zwaar – de toren zeer zwaar – beschadigd is, maar nog herstelbaar is, om advies te geven inzake materiaal etc.
Op 6 en 16 oktober 1944 werd de kerk vanuit de Belgische Maasoever door tanks
beschoten. Vooral de kerktoren werd zwaar gehavend. Het nieuwe uurwerk (1940) en de wijzerplaten bleken totaal vernield, dak en muren van de middenbeuk vertoonden grote gaten. Zware schade kregen ook de twee draagbogen van de toren. Vanaf de eerste beschieting op 6 oktober was men genoodzaakt van een noodkerk gebruik te maken. Dezelfde avond werd met vereende krachten de verenigingszaal tot een passende noodkerk ingericht.
De pastoor had op 9 oktober alle beelden en kostbaarheden in den”stevigen” kelder van het Geutje laten onderbrengen. Helaas gingen de mooie gebrandschilderde vensters van het atelier Oidtmann uit Linnich (Dld) verloren en werden banken en preekstoel vrij ernstig beschadigd. De paramenten en het altaarlinnen werden voor een gedeelte door de Duitsers gestolen. Ze slaagden er echter niet in, de brandkast in de sacristie open te breken.
Diverse bestektekeningen en begroting van veranderingen en verbeteringen aan de kerk betreffende het herstel van het door de oorlog beschadigde kerkgebouw van architect Krekelberg te Maasbracht.
De stukken uit de periode ’45 – ’48 geven gedetailleerd de bouw- en herstel-
werkzaamheden weer met een specificatie van de kosten.
Een kort overzicht ter verduidelijking:
Rond 1954 treffen we correspondentie aan tussen pastoor Sijstermans en de Bisschoppelijke Bouwcommissie in Roermond.
Pastoor Sijstermans schrijft op 22 januari 1954 een brief met de volgende inhoud:
“In de parochiekerk van Ohé en Laak bevindt zich een H. Hartbeeld dat een bespotting is van de devotie en een aanfluiting van ieder kunstgevoel.
Daarom vroeg ik Gène Eggen van Ulestraten een ontwerp te maken dat ik hierbij toestuur ter beoordeling.
Mag ik van Uw Commissie een gunstige beoordeling ontvangen dan kan spoedig met de uitvoering (in hout) begonnen worden.”
Op 19 februari stuurt de secretaris van de Bisschoppelijke Bouwcommissie een brief waarin hij namens deze commissie de mededeling doet dat het ontwerp van Eggen niet voor uitvoering kan worden goedgekeurd.
Op 31 maart stuurt de secretaris een brief waarin hij meldt dat tot zijn spijt de commissie ook het tweede ontwerp van Eggen niet kan goedkeuren.
Uiteindelijk heeft de kerk in de loop van de tijd toch een H. Hartbeeld van Gène Eggen aangeschaft. Het is een eikenhouten staande Christus in lang gewaad.
Omdat we niet beschikken over verdere correspondentie hieromtrent weten we niet of de commissie uiteindelijk toch zijn goedkeuring heeft gegeven aan een ontwerp of dat de parochie zonder de commissie hiervan in kennis te stellen tot aankoop is overgegaan.
1962
• Als laatste wordt middels een fotosessie uitgebreid stilgestaan bij het 100-jarig bestaan van de parochie op zondag 3 juni 1962. Door bisschop Moors werd het nieuwe hoofdaltaar, een ontwerp van Varpu Tikanoja, de vrouw van Arthur Sproncken, geconsacreerd en daarna volgde een pontificale hoogmis in de vernieuwde kerk.
Met bisschop Moors in het midden in optocht naar de kerk.
Rechts pastoor J. Pfennings en burgemeester Kelleners.
Links wethouder Busschops en deken Joosten uit Echt.
Tijdens de pontificale hoogmis.
Bisschop Moors en pastoor Pfennings.
Met deze terugblik op 150 jaar parochie Onze Lieve Vrouw Geboorte hebben we in grote lijnen een aantal zaken willen belichten die nooit eerder openbaar zijn gemaakt en daardoor in onze ogen interessant genoeg waren om voor de expositie te gebruiken.
2017 is wederom een jubileumjaar omdat het dan 150 jaar geleden is dat de nieuwe parochiekerk in gebruik genomen kon worden.
Vijf jaar na het erkennen van de nieuwe parochie werd de kerk nl. op 29 oktober 1867 door
de bisschop van Roermond, Mgr. Paredis, geconsacreerd.
Nu we weten in welke belabberde staat het parochiearchief zich in het gemeentearchief van Roermond bevindt zou het wenselijk zijn om deze gegevens te ordenen, goed in kaart te brengen en te conserveren, zodat we voor het volgende jubileumjaar een completer overzicht kunnen bieden.
Misschien wil men in Roermond wel meewerken aan een verhuizing naar het archief van het Streekmuseum Stevensweert / Ohé en Laak?
Namens de organisatoren,
J.P.M. Bogie