WANDELEN OVER MAASKEITJES IN DE SPAANSE VESTING STEVENSWEERT.

Gerda Stoorvogel

Om de typische plattegrond van het vestingstadje Stevensweert goed te kunnen bekijken zou je er het beste over kunnen vliegen. De stratenindeling lijkt op een wiel met spaken of - zeer toepasselijk in dit gebied - een vlaai in keurig recht gesneden punten. Maar met de boot als vervoermiddel is een bezichtiging aan deze door de Spanjaarden in 1633 aangelegde vesting ook heel goed te doen. Er was een tijd dat Stevensweert alléén per boot bereikbaar was:

het ligt van oudsher op een eiland, en wel “Het eiland in de Maas”, dat bestaat uit een strook vruchtbare rivierklei tussen twee armen van de Maas ten zuiden van Maasbracht en ten oosten van België. Hier liggen de heerlijkheden Stevensweert en Ohé en Laak. Een parochiekerk en een kasteel - beiden verdwenen - hebben de oorsprong gevormd van het dorp Stevensweert voordat het 69 jaren lang door de Spanjaarden werd bezet. Zowel Stevensweert als Ohé en Laak hebben een grote jachthaven. In de buurt zijn veel grindgaten gegraven waardoor de watersport de laatste tijd sterk groeit. De Maasdijk is omzoomd met hoge esdoorns en kastanjes. Het is een goed idee om langs deze weg te wandelen als je het dorp gaat bekijken. De dijk vormt tevens de buitenste omwalling van de stervormige vesting. Rechts zie je uitgestrekte blauwe vlakken van Maas en grindgaten. Links achter de mollige paardenweitjes de daken van het dorp met de slank ingesnoerde leistenen kerkspits. De weitjes liggen op de vol grond gestorte voormalige bastions, stadsgrachten en ravelijnen. In 1874 werden deze vestingwerken zonder eerbied voor historie publiek verkocht, maar tegenwoordig mag er niets meer gebouwd worden boven de voormalige vestingwerken omdat Stevensweert tot beschermd monument is verklaard.

Om pas goed inzicht te kunnen krijgen in dit monument - dat op luchtfoto’s zo duidelijk herkenbaar is – kan men na de Maasdijk het beste meteen doorstevenen naar het “meetkundig” middelpunt van de vesting.

Volg daartoe het pad langs het kerkhof naast de katholieke kerk. Loop het langwerpige grote Jan van Steffeswertplein over. Tegenover het café restaurant ’t Aod Kloaster bevindt zich de voormalige Hoofdwacht op de hoek van de Mandenmakerstraat. Vanuit dit meetkundige midden had de commandant in geval van belegering een uitstekend overzicht van de situatie binnen de vesting. Hier kunt u zien hoe de straten door de Spaanse troepen zonder pardon werden rechtgetrokken om te voldoen aan het systeem. Vooraan “de punten van de taart” zijn de huizen op karakteristieke wijze afgekapt. Let tussen haakjes eens op de woningen aan de Mandenmakerstraat: het witte hoekhuisje met de krullerige muurankers en de voormalige werkplaatsen van mandenmakers aan de overkant. Links ziet u een voormalige graanschuur ui 1742. Het is nu een woonhuis, waar de uilegaten nog in de topgevel zitten.

Hier en daar ziet men nog de oorspronkelijke gevelindelingen van de militaire onderkomens, zoals bijvoorbeeld aan de Singelstraat Zuid. Aan het einde van de Fort Forelstraat komt men, omhooggaand uit op een restant van de binnenste omwalling. Meer kijk op de indeling van de vesting geeft de levensgrote plattegrond, gemaakt van Maaskeitjes en onder andere Portugese stenen in het midden van het jan van Steffeswertplein. Trek vooral geen schoenen met hoge hakken aan als je gaat wandelen in dit rustige dorp. Veel stoepen en straten zijn geplaveid met deze leuke keien, of anders met klinkers. Hier en daar zijn jaartallen in de stenen gelegd, zoals 1843 voor het huis met de Dry Cronen. Een prachtig aandenken aan de stad als vesting staat aan de kant van de rivier. Theatraal gericht op ons aardige buurland België staat dar een authentiek vestingkanon op een prachtig affuit geschilderd in ossebloedrood. Men noemt het kanon Dikke Werta, afgeleid van de Latijnse naam van Stevensweert. Er liggen ook - dichtbij de afrit naar het voormalige pontveer - 27 kogels, namaak, dat wel. Ook bevindt zich hier de grenspaal nummer 124 van 1843. Nog een overblijfsel van de tijd van de vesting is het statige Gouvernement uit 1732. Dit is echter, evenals het kanon geen herinnering aan de Spaanse tijd maar aan de periode dat de Staatse troepen hier huishielden. Want, hoe komt het toch dat Stevensweert, na een eenvoudig rivierdorp te zijn geweest een speelbal werd voor de katholieke Spaanse en daarna de Protestante Staatse troepen? Het begon met Frederik Hendrik. Na zijn tocht langs de Maas, waarin hij onder andere Venlo en Maastricht veroverde, belegerden de Spanjaarden bij een tegenaanval in 1633 het eiland Stevensweert. De opzet was om zo de belangrijke verbinding naar Maastricht voor de Nederlanden af te snijden. Er kon geen boot meer door want de Maas ten noorden en ten zuiden van het eiland werd dichtgeslagen met houten palen. De Spanjaarden begonnen meteen met het aanleggen van forten en schansen op het hele eiland. En Stevensweert werd zelf omgeven door een zware wal voorzien van zeven bastions. Binnen de muren werd een troepenmacht van maar liefst 2000 man bijeen gebracht.

Dit bleef zo tot 1702. In dat jaar werd de vesting Stevensweert aangevallen door Staatse troepen. De heer H. Rutten, conservator van het streekmuseum en onderwijzer beschrijft in een van zijn vele publicaties hoe het plaatsje toen weer te lijden had: met kanonnen en mortieren werd de vesting twee dagen lang onder vuur genomen. Het trieste resultaat was dat binnen de wallen de helft van de huizen in vlammen opging. De Spanjaarden gaven zich vervolgens over en nu marcheerden Hollandse militairen door de twee poorten naar binnen. De vestingwerken werden weer hersteld en zelfs nog uitgebreid. Het reeds door de Spanjaarden aangelegde unieke stratenpatroon bleef gelukkig gehandhaafd. De heer Rutten, wiens familie al generaties lang in Stevensweert woont, werkt met hart en ziel aan de geschiedenis en cultuur van zijn dorp. Hij tekent onder andere minutieus oude landkaarten na, assisteert bij de archeologie en vorst in de geschiedenis van het plaatsje, dat hij een dorp noemt omdat het nooit stadsrechten heeft gekregen. Hij is de mede-oprichter van het museum in de mooie witte hervormde kerk. De hervormde gemeente vond haar oorsprong in het feit dat sedert 1702 veel protestante militairen in het Staatse garnizoen gelegerd waren.

De Protestanten zijn uit Stevensweert verdwenen en nu kan men het kerkje bezoeken om museumstukken te bekijken. Zo zijn boven de antieke koorbanken portretschilderijen van de adellijke kerkgangers te bewonderen. Voor dit kerkje was ongeveer op dezelfde plaats een kapelletje dat bij het kasteel hoorde. Er is een mooi portret van een kleine jongen, enige erfgenaam van de familie Hompesch, die hier ter kerke ging. En onder het orgel liggen in deze kerk nu vondsten, die bij het baggeren van de grindgaten zijn gedaan. Zodra de emmertjes boven komen moet men er hier vlug bij zijn, want dan ontdekt men nog wel eens vondsten, zoals de enorme slagtand van een mammoet, horens van een steppewisent en zwaarden van militairen, zowaar gesigneerd.

De grootste vondst was een Romeinse beker, de bekende Kantharos van Stevensweert uit de eerste eeuw na Christus. De beker is tien en een half centimeter hoog en werd destijds in twee delen tussen de stenen aan de Maas gevonden. Er werd een tijdlang geen aandacht aan geschonken. De beker van het model kantharos staat in het Rijksmuseum G.M. Kam in Nijmegen. De uitvoering is zilver met een vergulde band en kopjes van Griekse goden. In het Stevensweertse museum staat een kopie.

Over kunst met een zeer grote K gesproken. Stevensweert is de geboorteplaats van een beroemd beeldhouwer uit het begin van de zestiende eeuw, Jan van Steffeswert. Zijn ontroerend houtsnijwerk zoals St. Christoffel, St. Anna-te-Drieën, St. Hubertus, vele madonna’s met kind en Josef met kind, is te vinden in veel kerken in Nederlands en Belgisch Limburg. Helaas zijn er in de parochiekerk van Stevensweert geen beeldjes meer bewaard. De heer Har Rutten loopt met ons over het Jan van Steffeswertplein naar de St. Stephanuskerk. Hij prijst de rust in zijn dorp en op dit mooie plein. Ieder nieuw rommeltje op straat wordt door hem opgemerkt. De parochiekerk St. Stephanus is in 1781 gebouwd door Petrus Rutten, zowaar een verre voorvader van Har Rutten. Petrus Rutten heeft zijn initialen en symbolen van zijn gereedschap in ivoor ingelegd in zijn vaste kerkbank. De kerk heeft de vorm van neen Grieks kruis. Van de martelaar Stephanus bevindt zich een mooi gepolychromeerd beeldje in de kerk en er is een beeldengroep over zijn steniging boven het altaar. Er is een twaalfde eeuws doopvont in deze kerk, Romaans, opvallende door eenvoud. Het mooiste in deze kerk is van deze tijd: veertien stralend bont gekleurde glas-in-loodramen gemaakt door de Limburgse kunstenaar Charles Eyck. Dat waar alles omheen begonnen is, het kasteel, is er niet meer. Er zijn wel nog enkele overblijfselen van te vinden. In de kelder van het kerkje annex museum ziet men resten van muren van de slotkapel. Het romantische protestante begraafplaatsje van het geslacht Hompesch wordt begrensd door een oude mergelmuur van het kasteel, waar de schietgaten nog in zitten.

Het opmerkelijke restant van het kasteel vormt tegelijk een zijmuur van het Gouvernement uit 1732. Men herkent de ronding van de oude toren nog in deze ruïne. Terwijl de hoge militairen van de vesting eerst in het kasteel bivakkeerden, verhuisden zij naar het Gouvernement toen het kasteel verwoest was. De oude muur behielden zij.

 Door: Gerda Stoorvogel