2011

EEN ALTERNATIEF LIMBURGS VOLKSLIED EN EEN BIJZONDERE KASTELEIN

Har Rutten

Onlangs kwam ik op zolder een oud tegeltableau tegen met daarop een gedicht. De tekst van het gedicht leek me leuk om op te nemen in dit jaarboek. Maar……, het tegeltableau heeft natuurlijk ook een achtergrondgeschiedenis en die resulteerde in het volgende artikel.

 

Stevensweert mag zich gelukkig prijzen met de aanwezigheid van diverse uitstekende restaurants. Eén daarvan is Herberg Stadt Stevenswaert, gelegen aan de markt te Stevensweert. In de jaren zeventig van de vorige eeuw was dit nog geen eetgelegenheid maar een café met als uitbaters het echtpaar Boonen-Kellenaers. De naam van de zaak was destijds “Café ’t Centrum”.

Thieu Boonen kwam met zijn vrouw Nel in 1962 naar Stevensweert. Hij was een bijzondere kastelein die op een speciale manier met zijn klanten omging. In het portaaltje boven de ingang naar het café liet hij een bord ophangen met de tekst: Gij die binnentreedt door deze poort, doet afstand van alle hoop (een citaat uit La Divina Commedia van Dante Alighieri).
Boven de tap hing een lange rij bronzen scheepsbellen, in volgorde van klein naar groot. Op speciaal verzoek zette Thieu via de jukebox de bekende Aambeeldpolka op en dan speelde hij deze melodie mee door precies in de maat op de juiste bellen te slaan. Tot ver in de buurt waren dan de welluidende klanken te horen!

Thieu was een belezen man. Wegens ziekte had hij in zijn jeugd vaak het bed moeten houden en in die tijd had hij talloze boeken “verslonden”. Zijn voorkeur ging uit naar Franse literatuur, speciaal boeken van schrijvers als François Mauriac, Andrè Gide en Albert Camus. Geïnteresseerde klanten kregen van hem, meestal in de late uurtjes (vaak na sluitingsuur!) bij het licht van enkele olielampen en onder het genot van een pilsje, lessen in literatuur. Een speciale voorkeur had Thieu voor de Griekse oudheid. De liefde voor de godenwereld ging zelfs zo ver dat hij in 1972 een reis ondernam naar Griekenland. Op zich niet zo bijzonder, maar….. hij deed dat per bromfiets! Door het vooraf plaatsen van een giftenbus wist hij de klanten te betrekken bij zijn avontuurlijke tocht. Trots liet hij vooraf de wollen wanten zien die door een Stevensweertse inwoonster speciaal voor hem gebreid waren. Noodgedwongen moest hij het laatste gedeelte van de terugreis per trein afleggen omdat zijn brommer in Zuid-Slavië gestolen werd!

Het interieur van zijn café puilde uit door allerlei oudheden en rariteiten, meestal gratis verkregen van schippers die er klant waren. Er werd in die tijd in Stevensweert veel gebaggerd en zo hingen de muren op den duur vol met ijzeren ankers, scheepshaken en blinkende koperen scheepslampen, maar ook met mammoetkiezen en slagtanden. Het middelpunt, met name in de winter, was een grote antieke buiskachel die door Thieu fanatiek met hout werd gestookt.
Citaat uit een artikel in dagblad De Limburger van 12 januari 1974, geschreven door Leo Herberghs: “De duiven scharrelen rond op het pleintje. ’n Grote groep is teruggevlogen naar de daken. Windstil en koud hangt de winterlucht tegen de ramen. Maar binnen in herberg Oud-Stevenswaard ronkt de kachel en dampt de lucht van tabaksrook rond schipperslampen en lantarens. Thieu: Ik houd van dit alles. Wat oud is interesseert me. Ik ben wel ‘ns met de brommer naar Griekenland geweest. Gewoon uit liefde voor de oude cultuur. Als ik slapen ga neem ik ’n boek mee over filosofie, hier ziet u het: Wijsgerige Betogen. Ik houd van Limburg. U kent toch, hoop ik, de geschiedenis van Stevensweert?”

Vrijwel alle uitgestalde spullen waren “krijgertjes”. Thieu weigerde om er voor te betalen en op den duur voelden klanten het zelfs als een eer om hem wat te brengen. Zo groeide zijn gevarieerde collectie uit tot een imposante hoeveelheid.

Op zekere dag vroeg hij mij om een gedicht over te schrijven op een tegeltableau dat hij dan aan de muur zou ophangen. Het betrof een alternatief Limburgs Volkslied, vervaardigd rond 1970 door de bekende schrijver/journalist Pierre Huyskens uit Roermond (1931-2008). De tekst luidt als volgt:      


ALTERNATIEF LIMBURGS VOLKSLIED

Wo ’t opgaond eikehout,
Geveldj mit de moterzaêg,
Nooit meer ziene sjone sjeem
Kan spreie euver de waêg;
Wo de herder eine brommer haet
En zien sjaöpkes dreug:
Dao is mien vaderlandj,
Nooit waer ich ’t meug.


Wo ’t water van de Maas
Zjwaor vergiftigd is,
En de ves-sjtandj, ooit zo riek,
Ter dood veroordeild is;
Wo chemie, waat helder waas,
Alles haet verkleurd:
Dao is mien vaderlandj,
Höbt geer ’t good geheurd?


Wo onger de peut van ’t vee
De weije zeen ontgrindj,
En de plek verbaggerd is
Wo ich sjpeelde es kindj;
Wo de koel gein koal meer guf,
De kompel is Marokkaan:
Dao is mien vaderlandj,
Kom d’r mich neet aan!


Wo de zjwalg vertrokke is,
De leeuw’rik neet meer zingkt,
Wo de jaeger gein fazant
Mit nao hoes toe bringt;
Wo nog waal oos kienjer-sjat
Hoog in aanzeen sjteit:
Dao is mien vaderlandj,
Det nooit verlaore geit.

Wo kaploan op trouwe sjteit,
Pesjtoor sjteeds aajer weurd;
Begienkes loupe in mini-kleid,
En nörges wierook geurt;
Wo de swies gein wèrk meer haet,
’t gelouf zien kleur verluus:
Dao is mien vaderlandj,
Det blief ’t nondedjuus!


Wo ’t staedje van plezeer,
Väol pliesse haet,
Wo ’t Vriethof is verpes,
Servaes auch nieks meer zaet;
Wo allein de Carnaval
Egaal gebleve is:
Dao is mien vaderlandj:
Ein belaevenis!


Kastelein Thieu hield van dit soort teksten, al was het maar om over de inhoud in discussie te gaan met de cafébezoekers. Hij poneerde zelf ook vaak uitdagende stellingen en lokte de bezoekers uit om het daar vooral niet mee eens te zijn. Graag liet hij de discussies vervolgens uitlopen in complete nonsensgesprekken, met name wanneer het stamgasten betrof. Er werd dan ook veel gelachen in het café!

De verwerving van een antiek uithangbord in 1973 werd voor hem de aanleiding om het café om te dopen in “Herbergh Stadt Stevenswaard”. Hij vroeg me om die naam, samen met het wapen van Stevensweert, op een ijzeren plaat te schilderen die vervolgens in het uithangbord werd bevestigd. De onthulling liep uit op een groot feest met veel drank en als hartige hapjes “huidvleis” (van de plaatselijke slager Bèr Tonnaer) met sneetjes bruin brood.

Het sierlijke uithangbord met de nieuwe naam bracht hem op het idee om ook de uit te schrijven rekeningen aan te passen. De eindafrekening voor de door de klanten genuttigde consumpties kreeg voortaan de naam “Ehreschult voor genothe Gastvryheydt, dranck ende gespyse”!

Veel rekeningen heeft Thieu daarna niet meer uitgeschreven. Hij overleed op 22 december 1974 in het ziekenhuis te Roermond, 50 jaar oud. Zijn echtgenote Nel heeft daarna de zaak nog enkele jaren aangehouden maar uiteindelijk sloot zij de deur.  De interieurspullen werden vrijwel allemaal verkocht. Voordat Nel overleed in 1982 kreeg ik het tegeltableau van haar terug en het verdween naar de zolder waar ik het onlangs weer terug vond.
Het café werd omgebouwd tot restaurant maar heeft de welluidende naam “Herberg Stadt Stevenswaert” gelukkig nog steeds behouden.

                                        Har Rutten