2007

OUDSTE HERBERG VAN STEVENSWEERT SLUIT NA 135 JAAR

J.H.M. Richter

Bierhandel Sevriens - Café-historie Stevensweert: 135 jaar herberg en 39 jaar brouwerij.
Op dinsdag 15 oktober 1963 behoorde de herberg Sevriens in Stevensweert tot het verleden. Die dag zou van historische betekenis zijn voor Stevensweert. Na ruim 135 jaar de bewoners van Stevensweert en omstreken van bier te hebben voorzien, heeft de toenmalige eigenaar, de heer Martin Sevriens, besloten zijn herberg te sluiten voor het publiek. “Bierhandel” Sevriens zou in de toekomst de diverse afnemers in en buiten het dorp desgewenst van bier blijven voorzien.
Hoelang precies het pand Stevensweert als herberg gediend heeft, is moeilijk te zeggen.
Hoe het begon.


Uit de naspeuringen in het gemeente-archief blijkt dat deze zaak het eerst genoemd werd in 1830 toen een zekere Martinus Nijssen, herbergier en veerman, de herberg exploiteerde. Het is echter heel goed mogelijk dat reeds voor die tijd de herberg bestond. Doch zover gaan de archieven niet terug.
In 1856 liet Martinus Nijssen het pand grondig restaureren, twee jaar later droeg hij de zaak over aan zijn zoon Pieter. Van groot belang voor de herberg was de bouw van de brug over de Oude Maas waarmee aannemer van Publieke Werken Peter Joseph Ubachs uit Nieuwstadt in 1880 begon. Hij bouwde niet alleen godshuizen, raadhuizen, scholen en woningen maar hij waagde zich ook aan het bouwen van een brug over de Oude Maas te Stevensweert. Toen in 1882 de brug gereed kwam, moest de herberg uiteraard naar de eerste verdieping worden verplaatst. De herbergier ontving geen tegemoetkoming in de kosten, die dit meebracht, maar wel werd van gemeentewege een betonnen loopbrug aangelegd van de weg naar de cafélokaliteit.
Tol-inning.
Voordat de brug over de Oude Maas was aangelegd kon het wel eens gebeuren dat in de zomermaanden de landbouwers geen gebruik hoefden te maken van het veer daar zij tengevolge van de lage waterstand door de Oude Maas trokken. Om enig geldelijk voordeel te hebben aan de nieuwe brug ging de gemeente Stevensweert in 1882 tot tolheffing over. Voor dit doel werd tegenover de herberg een tolhuis gebouwd. Op afbeelding 1 is aan de kant van de weg (linksonder op de foto) nog de betonnen fundamenten van het tolhuis te zien voordat het werd afgebroken en opnieuw werd opgericht voor de brug naast het café. Het recht om tol te heffen werd door de gemeente verpacht aan de hoogste inschrijver. Het is slechts bij hoge uitzondering voorgekomen dat de pacht niet aan de eigenaar van de herberg toeviel. Het Echter Waekblaad van 16 april 1910 vermeldde dat bij de op 12 april gehouden verpachting de brug over de Oude Maas voor een tijd van zes jaren is toegewezen aan den ouden pachter A. Sevriens, bierbrouwer alhier, voor de som van ƒ 851,-. De laatste pachter was mevrouw Van Montfort-Sevriens (tante Marie), want in 1924 ging de gemeente er toe over zelf tol te innen. Tol-inners waren achtereenvolgens de heren Karel van Helden, Pierre Geurts, Sef Coenen en Albert van den Berg. In 1948 werd de tolinning beëindigd en het tolhuis moest verdwijnen.
Tante Marie maakte eens het volgende mee. Op een dag kwam een geestelijke (het verhaal vertelt niet over welke priester het ging) op de fiets uit de richting Stevensweert en passeerde het tolhuisje. Tante Marie, die er toch uiteraard voor moest zorgen dat zij de pacht door de tolgelden kon betalen, zag de geestelijke in rap tempo naderen en voorbij fietsen. Hij maakte geen aanstalte om af te stappen en de tol te betalen. Woedend riep ze hem na: “Eerwaarde …. eerwaarde … eerwaarde Satan. U moet nog betalen!”
Brouwerij.
In 1888 vestigde de heer Antoon Sevriens, afkomstig van Echt, zich met zijn gezin in de
herberg. In datzelfde jaar begon Antoon Sevriens met het brouwen van het bekende
“Sevriens”- bier, dat niet alleen in Stevensweert, doch ook in Maasbracht, Echt, Ohé en Laak,
Roosteren en Limbricht gedronken werd. De brouwerij bevond zich in het gedeelte tussen de
cafélokaliteit en de daarachter gelegen schuur (zie afb. 1). Met paard en wagen werd het edele
nat bezorgd. Na de eeuwwisseling was de heer Mathieu Vos lange tijd bij de brouwer in vaste
dienst. Uit hygiënisch oogpunt lieten opa Antoon Sevriens en Mathieu Vos bij het brouwen
niemand toe. Het hop werd geleverd door de Fa. Crijns (moutfabriek) uit Swalmen. In het jaar
1913 droeg Antoon Sevriens de brouwerij en herberg over aan zijn zoon Martin Sevriens. In
1927 is men gestopt met het brouwen van bier.
De brouwerij had in 1926 bij de watersnoodramp grote schade opgelopen. Men kwam voor de
moeilijke keuze te staan het bedrijf voort te zetten of ermee te stoppen. Dure investeringen
waren noodzakelijk. Er werd gewikt en gewogen. Men besloot met brouwen te stoppen en het
bedrijf werd omgebouwd tot bierbottelarij. In het begin was de overgang van gistingsbier naar
bier met koolzuur moeilijk. Zelf bier zonder koolzuur, Werthabier met koolzuur. Het bier van
het merk “Wertha” werd in vaten aangeleverd om er vervolgens de flessen mee te vullen. In
de jaren twintig van de vorige eeuw werd koolzuur in cilinders aangeleverd. Niet alle mannen
wilden bier met koolzuur. Dit had alles te maken met de inhoud, schuim eraf en glas vullen tot
de rand! Door leidingen ging dit naar de tap waar het samen kwam met het bier. Verschillende
Stevensweertenaren vonden er werk o.a. Willem Vinken en Frans Kehrens. Zij verdienden
een maandloon. Oproepkrachten verdienden ca. ƒ 1,00 per dag. De dag werd begonnen met
een stevig ontbijt dat bestond uit spek met eieren.
De beugelfles met het opschrift M.H. Sevriens Stevensweert (op de foto voor de duidelijkheid
met krijt zichtbaar gemaakt) was donkergroen van kleur en had een hoogte van 24 cm met een
inhoud van ca. 30 cl.
Mevrouw Van Lankvelt-Sevriens vertelde dat voor WO II de mannen één bier bestelden en
dat de vrouwen ook uit dit glas meedronken. Later dronken zij het bier uit een klein glas met
voet (vergelijkbaar met een wijnglas) met suiker met een lepeltje.
Nadat de lege flessen waren terugbezorgd, werden ze met koud water (ook ’s winters) door de
vrouwen met behulp van een roterende borstel gereinigd. Oorspronkelijk was dit het werk van
de mannen, maar aangezien zij het met de hygiëne niet zo nauw namen, werd hun dit werk
gauw ontnomen. In de dertiger jaren van de vorige eeuw werden ’s zomers kruiken met bier
gevuld voor gebruik thuis of voor op het veld.
In 1952 werd de daadwerkelijke zaakvoering overgedragen aan de heer Antoon Sevriens,
zoon van Martin en diens schoonzoon Bernard van Lankvelt. De laatste jaren was
voornamelijk Bernard belast geweest met de zaakvoering van bierhandel en herberg. Hij had
ook de bierhandel van het merk Trappistenbier voor de regio. Ook leverde hij de staven ijs
voor het koelen. Deze werden aangeleverd in jute om te verhinderen dat ze voortijdig zouden
smelten.
Opvang.
Rector Krijn, werkzaam bij de kinderbescherming benaderde na WO II de familie Van
Lankvelt-Sevriens of zij in navolging van de familie Hermkens-Sevriens (voormalig café aan
de doorgaande weg van Maasbracht naar Berkelaar op Lombok of Geenzie/aan de andere
zijde), genegen waren jongeren uit probleemgezinnen onder hun hoede te nemen. Er
verbleven zowel jongens als meisjes, echter nooit samen en gelijktijdig. Zij werden vanuit het
gezin in een kindertehuis geplaatst waarna een “stief”gezin gezocht werd. Hun leeftijd lag
rond de 16-18 jaar. De jongens werkten op de boerderij of in de brouwerij en de meisjes als hulp in de huishouding. Zij kregen kost en inwoning en de verdienste was afhankelijk van hun leeftijd. Het geld kwam op een spaarbankboekje. Hier werd streng op toe gezien. Rector Krijn controleerde dit hoogstpersoonlijk. Wilden zij geld afhalen, dan kon dit alleen in overleg met de kinderbescherming. Zo verbleef er ooit een jongen uit Echt. Zijn moeder kwam zijn “loon” ophalen omdat ze bang was dat hij dit nog zou gaan verbrassen. De opvang van jongeren bij de familie Van Lankvelt-Sevriens duurde tot in de jaren zestig van de vorige eeuw. De kinderbescherming hield zich 1 keer per maand via bezoeken op de hoogte van de ontwikkeling van de jongeren. Als de uitkomst hiervan positief was, werd bekeken of zij naar huis konden terugkeren. Als jongeren zelf aangaven weg te willen, werd dit door de kinderbescherming beoordeeld.
Gebruiken.
Tijdens gesprekken met mevrouw Van Lankvelt-Sevriens en mevrouw Hermkens-Sevriens kwamen ook enkele oude gebruiken ter sprake (uit overlevering of zelf meegemaakt), die toch interessant genoeg zijn om ze hieronder te vermelden.
Een gebruik rond 1900 was het potdekselen. Dit moest gezien worden als een sociale controle. Dit hield in dat men gewapend met deksels naar een huis toog, waar zich binnen de vier muren iets afspeelde wat niet deugde. Bij het huis aangekomen werden als teken van afkeuring van deze onverkwikkelijke gebeurtenissen de deksels flink tegen elkaar geslagen. De pastoor hield hierover vanaf de preekstoel nog eens een niet mis te verstane preek en door subtiele toespelingen wisten de kerkbezoekers wie het betrof.
Een ander gebruik op het Eiland was de noveen, welke gehouden werd bij ernstige ziekte. Op eigen initiatief formeerde zich een groep meisjes en vrouwen, die negen dagen lang een bidprocessie naar de Mariakapel op de Brandt heen en terug hielden. Mevrouw Agnes Hermkens-Sevriens heeft nog aan zo’n bidprocessie mee deel genomen. Als dank werden zij door de familie van de zieke op de laatste dag van de noveen eerst op koffie met vlaai getrakteerd. Vervolgens ging men al biddend naar en van de Mariakapel om bij terugkeer rijstepap met suiker en brood te krijgen.
Een ander gebruik was het zogenaamde “paren” op de dag van de eerste H. Communie. Vriendinnetjes werden aan elkaar gekoppeld (gepaard) om zodoende op de communiedag met elkaar op te trekken om afwisselend bij elkaar het ontbijt, het middageten en het avondeten te gebruiken. Mevrouw Agnes Hermkens-Sevriens werd op haar eerste H. Communie “gepaard” aan Betje Jansen en Bertha Sangers. Dit “paren” was niet verplicht.
Sinterklaas werd vroeger wel gevierd maar nooit werd de goed Heiligman in Stevensweert afgehaald. Voor Stevensweert gebeurde dit voor het eerst in de beginjaren vijftig van de vorige eeuw. Sint en Pieten werden bij de familie Hermkens-Sevriens in gereedheid gebracht voor de ontvangst. Bernard van Lankvelt ging hem daar met de vrachtwagen ophalen. Bij VanLankvelt-Sevriens stond de schooljeugd en de harmonie de Sint en zijn Pieten op te wachten, waarna het in optocht naar het dorp ging.
Oorlog.
In de oorlogsjaren is de herberg driemaal van bezetter verwisseld. Achtereenvolgens waren Nederlandse, Duitse en Amerikaanse troepen in het pand gelegerd.
Mevrouw Van Lankvelt-Sevriens vertelde het verhaal dat na de bevrijding de Amerikaanse soldaten 3 tot 4 weken in de brouwerij verbleven. Zij oefenden tijdens deze weken op de Maas met hun amfibievoertuigen als oefening voor de oversteek van de Rijn in Duitsland.
Gedurende deze weken hielden zij ook in de brouwerij dansfeesten. Per legertruck togen zij met lege biervaten naar Luik om ze daar te laten vullen. Boven de ingang van de brouwerij bevestigden zij een plank met daarop een naam, herinnerend aan een dancing in hun vaderland. Ze bouwden een soort tap, stoelen en tafels, die overal vandaan waren gehaald, werden uitgezet. Meisjes werden uitgenodigd, één van de soldaten nam plaats achter een piano (vanuit Swalmen meegesjouwd) en het dansfeest kon beginnen. Na de oorlog kon, dankzij een adreskaartje dat in de piano was geplakt, de piano bij de rechtmatige eigenaar worden terugbezorgd.
Polderjongens.
De jaren 1927 tot 1930 betekende een glorietijd voor bierhandel en herberg Sevriens. De polderjongens, zo werden de arbeiders uit de Hollandse polders genoemd, groeven met schop en kruiwagen het Julianakanaal uit. De polderjongens woonden in keten, die opgesteld stonden vanaf Maasbracht tot Roosteren. Overdag werd hard gewerkt. ’s Avonds en in de weekenden werden de bloemetjes buiten gezet. De polderketen werden geregeld van grote hoeveelheden bier voorzien. In die tijd was de heer Willem Vinken bezorger en trok met paard en wagen de klanten af. Willem was zo met het bedrijf Sevriens verknocht dat hij zelfs ‘s avondslaat nog met paard en kar uitvoer om de polderjongens van Maasbracht tot Roosteren van het heerlijke gerstenat te voorzien.
Het Julianakanaal liep vlak langs de Oude Maas. In het verlengde van de Oude Maasbrug werd ook over het kanaal een brug gelegd. Om de oprit naar deze nieuwe brug niet al te steil te laten worden, moest de brug over de Oude Maas aan de kanaalzijde worden opgehoogd. Tevens vonden ook herstelwerkzaamheden aan de Oude Maasbrug plaats.
Na de sloop van de brug werd een gedeelte van het staketsel geplaatst voor Herberg Stadt Stevenswaert
Voetbal.
In 1926 was er in Stevensweert sprake van een echte voetbalvereniging: de Stevensweertse Boys. Mede door de steeds minder wordende animo kwam in 1932 een einde aan deze club.
In datzelfde jaar werd op het Eiland een initiatief genomen tot de oprichting van een nieuwe voetbalvereniging met de naam Eilandse Sport Vereniging: E.S.V. Een ander speelveld werd in gebruik genomen, een wei tegenover huize Sevriens dat toen als kleedlokaal fungeerde en waar in de keuken tijdens de rust de thee werd gebruikt. Pit Kehrens was voorzitter en de bestuursleden waren Martien Sevriens, Jan Kehrens en Pierre Hulsen, die de doelen in elkaar timmerde. Met wisselend succes namen ze aan de competitie deel. Maar wel is zeker dat gesproken kon worden van een echte vriendenclub. Gezellig was het met carnaval. Gezeten in paard-met-sjees van Sevriens en vergezeld met accordeonmuziek trok men vanuit het dorp naar de wei tegenover Sevriens voor een voetbalwedstrijd. Sjangke Richter met een grote wekker bungelend op zijn buik was scheidsrechter. Ging een speler onderuit dan werd hij met een borrel weer op de been geholpen. In de jaren 1933 tot 1940 was herberg Sevriens clublokaal van de Eilandse voetbalclub. In 1940 werd de RKVVS (Rooms Katholieke Voetbalvereniging Stevensweert) opgericht.
Schutterij.
De schutterij van het buurtschap Eiland “St. Rochus”, die twee jaar na de oorlog werd opgericht, koos herberg Sevriens onmiddellijk als clublokaal, hetgeen tot de 15de oktober 1963 zo is gebleven. De schietboom stond naast het huis opgesteld. Ooit werd er een schuttersfeest gehouden. Vele deelnemende schutters zochten voor de nodige borrels het café op. Als reden gaven zij op dat zij dan beter konden schieten. Ook de kaartclub, Piet van Ool, Frens Vos, Sjeng Meeuwissen en Graad Bongers zal toen naar een andere lokaliteit hebben
moeten uitzien. Zij zullen vaak met weemoed hebben teruggedacht aan de vele gezellige uren die ze in de loop van 33 jaar in herberg Sevriens hebben doorgebracht. Er is echter geen nood aan de man. De Stevensweertenaren behoefden zich niet ongerust te maken, want nog een tiental herbergiers zouden na 1963 hun diensten blijven verlenen. Herberg Sevriens was na 15 oktober 1963 echter verleden tijd.
Dit artikel kwam tot stand met behulp van mevrouw Agatha van Lankvelt-Sevriens, Ine van Lankvelt, mevrouw Agnes Hermkens-Sevriens en Hans en Mariet Verlinden-Hermkens. Dank voor het beschikbaar stellen van deels unieke foto’s.
Wiel Tubée dank ik voor zijn steun.
J.H.M. Richter
Bron:
Echter Waekblaad 16-4-1910
Maas- en Roerbode 17-10-1963
De Nieuwe Limburger 15-10-1963
R..K.V.V. Stevensweert Gedenkboek, uitgegeven bij het gouden jubileum in 1990
Limburgs Tijdschrift voor Genealogie 16 (1988)