2003

HET ORGEL IN DE PROTESTANTSE KERK TE STEVENSWEERT.

H.G.M. Rutten

In mei 1983 werd het Streekmuseum Stevensweert / Ohé en Laak geopend. De collectie werd opgesteld in de niet meer in gebruik zijnde Protestantse kerk van Stevensweert. Dit gebouw werd door het museumbestuur (voor een symbolisch bedrag) gehuurd van de Hervormde Gemeente Stevensweert/Maasbracht. In 1990 werd het eigendom van het gebouw ondergebracht in de daartoe opgerichte “Stichting Protestantse Kerk Stevensweert”. Daarnaast werd in 1998 opgericht de “Stichting Vrienden van het Protestants Kerkje Stevensweert”.
Het bestuur van deze stichting, samen met inmiddels zo’n 150 “vrienden”, zet zich met veel enthousiasme in voor het daadwerkelijk beheer van het gebouw. Inmiddels zijn er al veel verbeteringen aan het kerkje aangebracht. Eén van de grootste hartenwensen van de stichting, en feitelijk van iedereen die het sfeervolle kerkje een warm hart toedraagt, is de restauratie van het orgel. Hiertoe is in augustus 2003 een commissie gevormd die dit alles procedureel gaat voorbereiden en uitwerken.

De Protestantse gemeenschap in Stevensweert vindt haar oorsprong in 1702, het jaar waarin de vesting door Staatse troepen werd veroverd. Als kerkgebouw nam men de middeleeuwse slotkapel in gebruik. In 1819 werd deze afgebroken en vervangen door de huidige kerk. Diverse interieurstukken uit de vroegere kerk, zoals de preekstoel, werden opnieuw gebruikt maar één ding ontbrak: een deugdelijk orgel. Gelukkig diende zich een weldoenster aan in de persoon van gravin Charlotte van Hompesch, in 1804 gehuwd met baron Carl de Riedesel d’Eisenbach. Het echtpaar woonde op kasteel Walburg en kwam in Stevensweert naar de kerk. De gravin moet het orgel kort voor 1829 geschonken hebben, want in dat jaar vermaant zij als “weldadige geefster van het orgel” de kerkenraad om de koster de onkosten te betalen die hij zich heeft moeten getroosten om het orgelspelen onder de knie te krijgen.

Het door haar geschonken orgel is een 4-voets positief met een manuaalklavier en een pedaalklavier. In de middentoren van het front bevinden zich vijf zinken pijpen, aan beide zijden geflankeerd door acht houten imitatiepijpen en uit hout gesneden vleugelstukken. Na de Tweede Wereldoorlog is het orgel lichtblauw geschilderd maar deze kleur is rond 1980 verwijderd zodat het orgel nu een houtkleur heeft. Het orgel is geplaatst op een galerij achter in de kerk. De kuip rond de organistenplaats is gebogen en voorzien van het rijkswapen, gedragen door twee staande leeuwen en met de wapenspreuk “Je maintiendrai”. De laatste koster/organist in Stevensweert was Karel Hölzenspies, overleden in 1964.

Om de waarde van het orgel te illustreren, citeren we de heer J. Jongepier, lid van  bovengenoemde commissie:

“De maker van het orgel is nog steeds anoniem. Maar op grond van vergelijking, met name van ornamenten, kan gedacht worden aan de orgelmakers Gebroeders Franssen te Horst. Hoe dan ook, de maker(s) van het orgel hebben in 1826 een prachtig instrument geplaatst in de kerk van Stevensweert. Hoewel het concept van het geheel uit 1826 dateert, zijn er toch ook veel oudere onderdelen aanwijsbaar. Dat betreft in de eerste plaats de orgelkas, waar naast onderdelen van naaldhout die kennelijk uit 1826 zijn, ook veel eiken delen worden aangetroffen die ouder zijn. In de tweede plaats is de windlade zodanig gemaakt, dat een afkomst uit Vlaanderen waarschijnlijk wordt geacht. Van het pijpwerk, tenslotte, dateert het merendeel ook uit de 18de eeuw en doet het aan Vlaams pijpwerk denken.
Een dergelijke werkwijze was gedurende de 19de eeuw geen uitzondering. Heel vaak werden oudere onderdelen, beschikbaar gekomen na de vervanging van een orgel, opnieuw gebruikt, zeker als de beurs van de opdrachtgever krap was. Het kerkbestuur zal niet geweten hebben dat de barones met de orgelmaker een levering was overeengekomen die goedkoper was dan het leek, er van uitgaande, dat de opdracht door haar is verstrekt.
We moeten daarbij bedenken, dat in die dagen heel anders over zo’n orgel werd gedacht dan nu. Voor de mensen van 1826 was het uitsluitend een kerkelijk gebruiksvoorwerp. Men had een taak voor ogen en wanneer het die goed vervulde, was het een goed instrument.

Mensen van de 20ste eeuw hebben leren omgaan met cultuurbezit, objecten waaraan we een cultureel-historische waarde hechten. In dat opzicht heeft de kerk van Stevensweert een kostbaar en kostelijk orgel.
Kostbaar, omdat er van de Limburgse orgelbouw uit de vroege 19de eeuw weinig over is. Daarnaast ook, omdat er zoveel ouder materiaal in het instrument is verwerkt.
Kostelijk, omdat het orgel zo prachtig en inspirerend klinkt. De mooie akoestiek van het gebouw draagt daar ook toe bij. Maar het zijn toch vooral de vele oude, 18de eeuwse pijpen die in deze ruimte zo opzienbarend klinken.
Door verval is die klank nu verstomd. Een restauratie is noodzakelijk om het orgel weer tot leven te wekken. Belangrijk is, dat het orgel na 1826 nauwelijks is veranderd. Alleen is wat oorlogsschade hersteld, verder is alles authentiek. Reden te over, om dit orgel weer in oude luister te herstellen!”

Bij deze laatste regel kunnen we ons volledig aansluiten. We wensen de Vrienden van het Protestantse Kerkje veel succes en hopen dat met (financiële) hulp van velen spoedig met de restauratie begonnen kan worden.