EEN WARE GESCHIEDENIS UIT EEN VER VERLEDEN
W. Kehrens
Toen in het voorjaar van 1945 de bevrijdingsroes nauwelijks voorbij geëbd was en na de
doorstane oorlogsellende de 'rust in den lande enigszins was weergekeerd, braken in het
voormalige Nederlands-Indië grote onlusten uit.
Japan was verslagen, het leger van "het Gele Gevaar" was gedemoraliseerd en gedemobiliseerd
en had zich teruggetrokken uit de Archipel.
De Indonesische rebellen echter, destijds opgehitst door de Japanse bezetter onder aanvoering
van hun leider Soekarno, voelden zich onafhankelijk worden en wilden vrij zijn van de
eeuwenlange "overheersing" door de Hollanders. Zij wensten niet langer samen te werken
met Nederland. Ze namen hun brute kans waar en kwamen massaal in opstand tegen het
regerende Nederland. De rebellen richtten een ware slachting aan onder de inheemse
bevolking en vooral de Chinezen en de Nederlandse ingezetenen, maar ook de
sympathisanten van de Hollanders, moesten het ontgelden. Men noemt dit de Bersiap-periode.
De Nederlandse regering, die zich onmiddellijk geroepen voelde om orde op zaken te stellen,
greep in en stuurde vanuit het moederland op korte termijn een groot aantal opgeleide en
getrainde troepen naar haar kolonie. In eerste instantie waren deze legereenheden
samengesteld uit duizenden O.V.W.-ers (oorlogsvrijwilligers), opgeleid in Engeland. Deze
groep werd samengevoegd met militairen van het nog intact zijnde vroegere Koninklijke-
Nederlands-Indisch-Leger (KNIL). Dit onderdeel van de vroegere krijgsmacht was pas uit de
Japanse krijgsgevangenenkampen bevrijd. Er werd getracht zo snel mogelijk orde op zaken te
stellen. Zij namen meteen de belangrijkste posten in het hele gebied in om van daaruit het
gezag te handhaven.
Hun eerste doel was om burgers, die nog gevangen zaten in de talrijke interneringskampen, te
bevrijden. Duizenden landgenoten waren reeds bezweken door ondermeer ondervoeding en
de zéér slechte behandeling door de Japanse kampleiding.
Al gauw bleek dat de ingezette vrijwilligers in aantal tekort schoten. De Nederlandse regering
besloot derhalve op korte termijn de troepenmacht in Indië uit te breiden door het inzetten
van een groot Legerkorps, bestaande uit duizenden dienstplichtige soldaten. Het zouden er ±
150.000 worden!
Op korte termijn werden diverse lichtingen, bestaande uit jonge mannen, opgeroepen om in
werkelijke dienst te komen. Na een medische keuring en een primaire gevechtstraining
werden deze verse troepenonderdelen via troepentransportschepen naar de tropen verstuurd.
Het werd een ware Exodus van jonge mannen, die onmiddellijk ingezet werden tegen de
meedogenloze vijand: de nationalisten, oftewel terroristen (ploppers genaamd).
Reeds spoedig bleek dat ook dit groot aantal militairen niet in staat was om alle windstreken
van dit immens grote land met zijn tientallen eilanden te bezetten. Het werd dan ook een
"jungle-strijd" die + 3'/2 jaar heeft geduurd. Namen als "7 December-Divisie en Palmboom-
Divisie" zullen nog lang van zich doen spreken!
De nog jonge militairen zonder veel gevechtservaring, zeker in zo'n onmenselijke rimboe,
hadden aanvankelijk veel moeite om zich in deze onherbergzame jungle staande te houden en
zich de ploppers van het lijf te houden. Ze moesten zich beperken tot het onder controle
stellen van de voornaamste plaatsen en locaties die tactisch gelegen waren. De tegenpartij
daarentegen, bewapend met buitgemaakte Engelse en Japanse moderne wapens (voor die tijd
althans) en op de hoogte met natuur en bevolking, paste de "verschroeide-aarde-tactiek" toe
en viel regelmatig zonder ophouden de Hollandse buitenposten aan. Met buitgemaakte
vliegtuigbommen en mijnen, nog afkomstig van Japanse legervoorraden, bliezen ze
herhaaldelijk de aanvoerwegen op, waardoor vele Nederlandse militairen sneuvelden.Tijdens
patrouilles had men aan de lopende band te maken met hinderlagen. Het werd een echte vieze
oorlog, die zéér moeilijk te bestrijden was: een echte "jungle-strijd". De uitwerking van dit
alles was enorm. Het aantal gesneuvelden aan Nederlandse zijde werd alsmaar groter.
Twee grote acties -in juli 1947 en eind 1948- waren volgens de legerleiding, onder aanvoering
van generaal Spoor, nodig om de terroristen op afstand te houden. De grote suiker-, rubber-,
tabak-, rijst- en o.a. zuidvruchtenplantages hadden dramatisch te lijden. En om die producten
was eigenlijk de hele strijd allemaal begonnen. De koloniën dreigden te gaan vervallen. Het
werd een pure politieke aangelegenheid waar "Jan Soldaat" geen snars van begreep, maar dat
wel in ging zien!
Er kwamen uiteindelijk demarcatielijnen, uitgestippeld en voorgeschreven door de Verenigde
Naties, die een veilig stellen van de wederzijds bezette gebieden tot doel hadden. Deze
afspraken werden echter bij herhaling door de tegenpartij geschonden.
Eindelijk kwam er door inmenging van de Grote Mogendheden eind 1949 een geforceerde
Cease-Fire (wapenstilstand). Het duurde evenwel tot 1950 voordat alle uitgezonden
Nederlandse militairen terug waren in het moederland, met weinig zinvolle ervaringen rijker.
Eén aspect dient echter apart vermeld te worden: de uitgezonden jonge mannen gingen als
"knaap" naar de Oost maar kwamen gebruind, als volwassen "kerels" terug met de
wetenschap dat ze "vrienden voor het leven" waren geworden, die nu nog -na een halve eeuw-
het woord "kameraadschap" hoog in het vaandel hebben staan!!
6183 Jonge levens keerden helaas niet terug van het slachtveld, maar rusten in
vreemde aarde, in een ver vreemd land, in de "Gordel van Smaragd"
En de regering destijds? Laten we daar maar kort over zijn. Ze is schromelijk
tekort geschoten. Sedert de laatste jaren hebben de oud-veteranen eigenhandig het
zwijgen verbroken en eindelijk gekregen waar ze al zolang recht op hadden:
"ERKENNING", maar dan op bescheiden schaal!
Tot slot: aan deze genoemde gevechtshandelingen in Indië, met een
verblijf van jaren in de tropen, hebben destijds ook 31 jonge Stevensweertenaren
intensief deelgenomen. Gelukkig zijn de meesten van hen, op enkele na, niet al te
ernstig beschadigd terug gekomen. Eén van hen, een ex-Kniller, overleefde de
Japanse kampen niet. De rest van de Indië-gangers werd weer geruisloos in de
maatschappij opgenomen. Dat is een dankbaar gevoel, wat niet wegneemt dat
toch tal van emoties en gevoelens thans na zo vele jaren nog niet helemaal
weggedrukt kunnen worden.
Kampong-huis op Java.
Een Stevensweertenaar en oud-veteraan, W. Kehrens.