SIGISMUND VINCENT LODEWIJK GUSTAAF GRAAF VAN HEIDEN HOMPESCH

Mr. R.J.Chr. Houben

SIGISMUND VINCENT LODEWIJK GUSTAAF GRAAF VAN HEIDEN HOMPESCH,   
ZIJN OUDERS EN ZIJN NAKOMELINGEN ALS HEREN EN VROUWEN VAN
OOTMARSUM EN WALBURG.


              
Eleonora H.M. van Hompesch  * ....   + 18-8-1740                    Sigismund V.L.G. van Heiden-Hompesch * 24-2-1731   + 5-6-1790
                                                  
                                                                         

Anna S.D. Riedesel * 26-10-1727  + 20-11-1803      Sigismund V.L.G. van Heiden-Hompesch * 24-2-1731   + 5-6-1790

In het volgende artikel ben ik ervan uitgegaan dat de portretten afbeeldingen zijn van de personen, die eronder staan vermeld. In die richting gaat ook drs. I. Meij, conservator van het Nederlands Kostuummuseum in haar antwoord op de haar door ons gestelde vragen en ook mijn artikel bevestigt die opvatting.

Na het overlijden van Reinard Vincent, graaf van Hompesch -in januari 1733- bleek deze als zijn enig erfgenaam te hebben aangewezen voor¬noemde Sigismund, het nog geen twee jaar oude zoontje van zijn nicht Eleonora van Hompesch en haar man Frederik J.S. baron van Heiden(1). Hoewel Reinard Vincent zijn neef Willem Vincent van Hompesch, die hij een verkwister vond, bij diens huwelijk een bedrag van ƒ 150.000,-had toegezegd, ging de rest van zijn bijna
ƒ 900.000,- tellend vermogen dus over in handen van de familie Van Heiden(2).
Deze erfstelling -in strijd met de heersende opvatting dat bezit binnen de familie moet blijven- leidde binnen de familie Van Hompesch tot gro¬te animositeit en daaraan kon niet afdoen dat Reinard Vincent bepaald had dat zijn erfgenaam de naam Hompesch aan de zijne zou toevoegen en ook diens wapen en titel zou moeten voeren.
Sigismund werd in 1731 op het Huis Ootmarsum geboren. Zijn vader was heer van Huis en Hof (landgoed) aldaar, was voorts landdrost te Twenthe en bekleedde nog vele andere functies, die - we zullen er later op terug komen - nadien ook door zijn zoon Sigismund zijn bekleed en die het beiden moeilijk zullen hebben gemaakt wat langer op Walburg te verblijven. In elk geval moet Frederiks vrouw Eleonora met haar kinderen in de periode van 1734 t/m 1740 geregeld op Walburg zijn geweest. In die periode zijn namelijk vijf van die kinderen - naar uit de betreffende begraafboeken blijkt- in de Ned. Hervormde Kerk te Stevensweert begra¬ven, het laatste in mei 1740, waarna Eleonora zelf 18 augustus 1740 het leven liet om vervolgens in de Waalse kerk te Maastricht te worden begraven. Eén kind blijkt op 29 jan. 1737 te 's Gravenhage, waar de familie 's winters in het stadhouderlijk kwartier verbleef, te zijn be¬graven.
Na de dood van hun moeder zal de opvoeding van Sigismund en zijn één jaar jongere broertje in handen van gouverneurs en gouvernantes zijn gekomen, waarna hij zijn jeugd, zoals destijds in gegoede kringen ge¬bruikelijk was, met een buitenlandse reis zal hebben afgerond. Zo zal hij in Straatsburg zijn gekomen, waar hij ongeveer twee jaar rechten studeerde, een studie onontbeerlijk voor iemand die als hij bestuur¬lijke functies ambieerde.
Vervolgens keerde hij naar Ootmarsum terug om daar in 1752 met Anna Sophia Dorothea Riedesel, barones van Eisenbach en Hermannsborg in het huwe¬lijk te treden. Daar hij in diezelfde tijd bij bijzondere volmacht de bevoegdheid had verkregen om namens zijn vader, die tot drost van Twenthe benoemd was, op te treden bij het beheer van de familiebezittingen in de provincie Drenthe, zal zijn werkterrein van meet af aan meer in het oosten des lands dan in het zuiden hebben gelegen temeer omdat zijn bezittingen in Stevensweert en Ohé en Laak ingevolge het testament van zijn oudoom Reinard Vincent van Hompesch tot in 1758 onder het bewind van de Weeskamer te Delft dienden te blijven(1).

Toch waren Sigismund en Anna - zij echter meer dan hij - geregeld op Walburg waar ook de oudste drie van hun zeven kinderen geboren werden. Het echtpaar voerde er een grote staat en ontving er illustere gasten. Zo waren er, naar uit het doopregister van de Nederlands Hervormde Kerk te Stevensweert blijkt, aldaar zowel op 15 augustus 1753 bij de doop van hun eerste kind, Anna Wilhelmina, als ook op 15 september 1755 - de eerstgeborene was inmiddels overleden - bij de doop van hun derde kind, Anne Willem Karel, de vijf- resp. zevenjarige Prins van Oranje en Erfstadhouder Willem V als peter en zijn moeder Anna, Erfprinses van Groot—Brittannië, douairière van Stadhouder Willem IV als meter. Laatst¬genoemde zal beide keren de stevig in de windselen verpakte boorling(e) ten doop hebben gehouden nadat deze haar door een min was aangereikt, zoals dat destijds in hoge kringen gebruikelijk was. Wat een fraai schouwspel zullen deze plechtigheden hebben opgeleverd: het af- en aanrijden van de koetsen met équipage en het in- en uitstappen van het ongetwijfeld rijk en veelkleurig geklede gezelschap. Het is immers de hoepelrok- en pruikentijd! Na afloop van de kerkdienst zal het gezel¬schap zeker hebben aangezeten aan een doopmaal op Walburg. De inspirator en organisator van deze verre reis naar het Gelders Over-Kwartier, zoals onze streek toen nog heette, was Frederik van Heiden, de vader van Sigismund. Hij was een vertrouwensman en adviseur van de Prinses-douairière en zijn invloed op haar was - zeker na de dood in 1751 van haar man Willem IV - groot. Hij was o.a. belast met de op¬voeding van haar beide kinderen Willem en Caroline.
Ook Sigismund stond hoog in de gunst bij het stadhouderlijk hof. Even¬als zijn vader vervulde ook hij - zij het een generatie later - dezelfde ambten. In 1755 werd hij als edelman toegelaten tot de Ridderschap van Overijssel (een politiek lichaam) waardoor hij zitting kreeg in de Staten van Overijssel; in 1764 werd hij benoemd tot commissaris-deciseur te Maastricht, een deels rechterlijke deels bestuurlijke functie; in 1769 volgde hij zijn dat jaar overleden vader op als drost van Twenthe, terwijl hij in 1787 tevens drost van Salland werd.
Hij was (de fotocopie van zijn portret bevestigt het) een hooghartig aristocraat. "Autoritair, eerzuchtig en begaafd met een scherp verstand", zo typeert Hella S. Haasse hem in haar jongste boek "Schaduwbeeld of Het geheim van Appeltern". Daarin stelt zij tegenover de progressieve sociaal voelende Joan Derk van der Capellen (1741-1784) de reactionaire regent Sigismund van Heiden Hompesch, die van de boeren op zijn land¬goederen nog herendiensten vordert, hoewel deze reeds lang tevoren waren afgeschaft en afgekocht. Hij heeft, aldus ongeveer Hella Haasse, zijn taak als grondbezitter en lokale landheer van het begin af aan met een aan despotisme grenzende onverbiddelijkheid vervuld. Hij is daarom ge¬vreesd en gehaat bij de boeren en huislieden. Hij beschouwt zichzelf als een strenge, maar volgens oeroude feodale gebruiken tot die streng¬heid gerechtigde, heer. Hij gedraagt zich als een vorst. Jachtvergunningen, schoutsbenoemingen en opvolging in ambtelijke functies (zaken waarover officieel de stadhouder te beslissen had) worden volgens zijn inzicht afgehandeld. In geloofskwesties is hij onverdraagzaam en met name rooms-katholieken weert hij uit functies van enige betekenis. Men gehoorzaamt en vleit hem uit angst of eigen belang. Om zijn tirannieke optreden, zijn macht en zijn omvangrijke postuur wordt hij "de Kolos" genoemd. Zijn zwaarlijvigheid dankt hij aan te overdadig tafelen. Op Walburg is een vaste kok. Door deze levenswijze liep hij reeds voor zijn veertigste jicht en zwelling der gewrichten op hetgeen niet alleen lopen maar ook schrijven tot een kwelling maakte.
Door zijn optreden maakte hij zich vele vijanden en zo kon het gebeuren dat er in 1781 een aanslag op hem werd gepleegd. Op weg naar zijn land¬goed Ootmarsum wordt er vanuit een hinderlaag met scherp op hem gescho¬ten. Het portierraam is aan diggelen en het binnenwerk van de koets be¬schadigd, maar Sigismund zelf is ongedeerd.
Gedurende de bijna veertig jaren dat Sigismund en zijn echtgenote als heer en vrouwe van Walburg de scepter zwaaiden, zullen er vele vrien¬den en familieleden van hun gastvrijheid genoten hebben. Het was er de tijd voor; versterkte burchten en kastelen werden tot geriefelijker landhuizen verbouwd. Men kreeg meer oog voor natuur en buitenleven. Fraai aangelegde parken - aanvankelijk even kunstmatig als het leven vormelijk was - lokten de mensen naar buiten. De conversatie, veelal doorspekt met Franse uitdrukkingen, was het geijkte middel tot com¬municeren. Geen buiten of er was een Franse gouvernante; zo ook op Walburg(3).
Er waren jachtpartijen - zelfs Anna had haar geweer en telescopen(4) - maar er werd ook gekaart, gemusiceerd en gedanst. Ten be¬wijze van dit laatste vond ik onder de archiefstukken(5) een op 24 ok¬tober 1788 door ene Hulschler te Stevensweert ondertekende kwitantie namens Walburg te hebben ontvangen "36 Franse Cronen voor 9 weken onder¬wijs aan de jonge dames in het dansen". Gezien de datum van deze kwi-tantie kunnen met deze jongedames zijn bedoeld: Dorette von Riedesel, geboren 1774, die met haar broertje Carl Philipp wel bij hun groot¬ouders op Walburg logeerde en voorts twee freules Von Hompesch uit 's Gravenhage: Charlotte, die in 1805 met voornoemde zeven jaar jongere Carl Philippe zal trouwen, alsmede Henriëtte, die met een vicomte De Riccé zal trouwen en wier dochter Joséphine in 1836 de tweede vrouw van Carl Philipp voornoemd, die dan heer van Walburg is, zal worden. Beide freules zullen als verre verwanten van Sigismund en Anna ook wel eens op Walburg te gast zijn geweest.
In juni 1790 moet Sigismund zijn overleden. Hoe hij aan zijn einde kwam, staat treffend beschreven in het onuitgegeven dagboek van zijn Ootmarsumse procureur W.H. Droghorn. Deze schrijft in zijn journaal op 5 juni 1791: "Heden middag was het juist een jaar geleden, dat de Heer Grave van Heiden Hompesch staende in zijn tuyn in eene der vijvers met een angel viste in bijwesen van zijne gemalin en door eene beroerte wierd overvallen en.... seer subyt overleed. Schoon ik het Huys Oot¬marsum bijna 35 jaren getrouw, ja met gevaar van lijf en leven als rentmeester hadde bediend, gaf hij mij den 17 Juni 1785 onverwagt en sonder mijn schuld mijn demissie en heeft mij daarna met woede vervolgt, mij van mijne meeste goederen ontbloot en mijne overige ampten zoo als rentmeester van Zijne Hoogheid en Burgemeester doen verliesen". Het verslag eindigt als volgt: "Het werd heden (9 Juni 1791) na den datum één jaar, toen het lijk van den Drost Heyden-Hompesch 's avonds met flambouwen door de boeren gedragen hier in de kerk wierd begraven. Sic transit gloria mundi! Wiens lichaam hier in 't tijdlike als een Af¬god vereert, ja als aangebeden wierd, ligt nu ten spijse voor de wor¬men"(8).
Sigismund, die de laatste Heer van Huis Ootmarsum was, stierf niet te 's Gravenhage in juni 1792, zoals - zij het ten onrechte - in het Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek (deel 10) staat aangegeven, doch te Ootmarsum op 5 juni 1790. In zijn tuin aldaar bevonden zich inderdaad vijvers.
Ook te Stevensweert, Ohé en Laak en Walburg zal Sigismund een streng heer zijn geweest, maar omdat hij hier niet zo vaak was, zal dat wat minder aan het licht zijn getreden. Nog enkele jaren voor zijn dood was hij benoemd tot commandeur der Duitse Orde, een uit de Middel¬eeuwen stammende geestelijke ridderlijke orde, die in hoog aanzien stond.
Bij zijn overlijden waren er naast zijn vrouw nog twee dochters en een zoon in leven, te weten:
1) Frederique Eleonore Charlotte, geboren 31 juli 1754 en vijf dagen later gedoopt te Stevensweert. Zij zou in 1773 te Ootmarsum trouwen met Johan Conrad Riedesel, Freiherr zu Eisenbach en via hen kwam Wal¬burg in handen van laatstgenoemd uit Hessen stammend oud-adellijk ge¬slacht.
2) Anne Willem Karel, geboren 15 september  1755 op Walburg. Zijn doop kwam hiervoor reeds ter sprake. Hij bracht het tot luitenant—kolonel in Staatse dienst en gecommitteerde ter Admiraliteit te Amsterdam maar leefde zo verkwistend dat hij, naar wij later zullen zien, zijn aan¬spraken op Walburg als enige zoon en stamhouder van het geslacht Van Heiden-Hompesch verspeelde.
3) Charlotta Constantia Sophia, gedoopt te 's Gravenhage, 17 mei 1765. Zij was lang, bij haar moeder en trouwde op latere leeftijd met Charles Saucerotte, een majoor in Franse dienst.
Dan was er nog een in 1758 geboren dochter Wilhelmine, die echter in 1789 gestorven en te Stevensweert begraven was. Zij was gehuwd met een graaf Van Rechteren Limpurg en liet een dochtertje, genaamd Dorothea na, dat na de dood van haar moeder bij haar grootmoeder op Walburg kwam. Ook haar vader, die kolonel, eerst in Engelse later in Hollandse dienst, was, moet bij tijd en wijlen op Walburg hebben vertoefd. Hij overleed daar en werd op 20 september 1814 te Stevensweert begraven(6).
In 1789 hadden Sigismund en zijn vrouw een testament gemaakt waarin zij over en weer de langstlevende van hun beiden als erfgenaam hadden aangewezen en elkaar hadden gemachtigd om ten behoeve van hun kinderen vrijelijk over de nalatenschap te beschikken. Tenuitvoerlegging van dit testament, waarvan het kernpunt was dat Walburg met aanhorigheden aan de oudste dochter Frederique met haar man zou worden toebedeeld, stuitte op bezwaren van de schuldeisers o.a. die van hun voornoemde zoon wiens schulden zij om erger te voorkomen herhaaldelijk hadden overgenomen, daarover jaarlijks rente betalende, doch waarvan nu aflossing werd geëist. Om te voorkomen dat land van Walburg via gedwongen verkoop in handen van derden zou komen, kwam Johan Conrad Riedesel namens zijn vrouw met zijn schoonmoeder overeen dat zij Walburg met bijbehorende gronden aan hem zou verkopen voor ƒ 180.000,- met dien verstande dat hij de op Walburg drukkende schuldenlast van ƒ 63.389,- voor zijn rekening zal nemen en bovendien op de koopsom in mindering zal mogen brengen ƒ 26.611,- zijnde het nog niet uitgekeerde deel van de bruidsschat van zijn vrouw alsmede een bedrag van ƒ 21.000,- dat hij nog van zijn schoon¬moeder te goed had. Deze regeling, welke wegens het dalen van de grondopbrengsten nog met toestemming van alle erfgenamen ten gunste van de koper moet gewijzigd zijn, gaat vergezeld van een rekening en verant¬woording van de gedurende de periode van 1792 tot 1802 verrichte af¬betalingen.
Dit alles is te vinden in een akte, opgemaakt en ondertekend te Walburg door J.C. Riedesel op 18 september 1802, met als opschrift - de hele tekst is in het Frans gesteld -: "La position actuelle dans laquelle je me trouve avec ma belle-mère a l'egard de la posession de la terre de Walbourg"(7).
In april 1792 toog Johan Conrad naar Venlo waar hij voor het Hollands leenhof van Gelderland met de heerlijkheden Stevensweert en Ohé en Laak werd beleend.
Veel profijt heeft hij van zijn heerlijke rechten niet gehad. Als militair in Brunswijkse dienst en aldaar met zijn gezin woonachtig, stond het hem niet vrij zich metterwoon op Walburg te vestigen. Boven¬dien waren er de tijden niet naar. De in Frankrijk uitgebroken revo¬lutie moest van adel en heerlijkheden niets hebben en de jonge Franse republiek dreigde onze streken binnen te vallen. Mede uit angst voor deze dreiging verliet Anna, die na de dood van haar man op Walburg was blijven komen, samen met haar jongste dochter omstreeks einde 1792 voorgoed deze streek om zich op haar bezitting te Ootmarsum te vestigen. Zilver van Walburg werd haar per kistje nagezonden.
Enkele jaren later gingen moeder en dochter te Brunswijk wonen waar Anna in 1803 kwam te sterven na een zeer uitvoerig testament te heb¬ben gemaakt. Bij het opmaken daarvan werd zij geassisteerd door de rechtsgeleerde
mr. Willem Bilderdijk, een pleitbezorger van vele Oranje¬gezinden die, evenals stadhouder Willem V en zijn gezin, tijdelijk in Brunswijk verbleef en die ook toen al als dichter bekendheid genoot. In het testament wijst Anna als haar erfgenamen aan haar dochters Fréderique en Charlotte, haar kleindochter Dorothea van Rechteren en haar kleindochter Anne van Heiden-Hompesch, deze in plaats van haar vader, die van het erfgenaamschap werd uitgesloten. Kennelijk met het oog daarop laat zij in het testament weten "onder haar erfgenamen niet alleen billijke gelijkmatigheid te willen betrachten maar ook m.b.t. haar zoon uit moederlijke zorg te zijnen beste" te willen handelen. Daartoe vermaakt zij aan deze kleindochter Anne het goed Ootmarsum onder voorwaarde dat uit de opbrengst bij eventuele verkoop van dat goed de schulden die haar zoon gedurende 15 jaar lang op zijn ouders heeft afgeschoven en waarover deze sinds 1786 een jaarlijkse rente hebben betaald, zullen worden afgelost evenals ook de door haar voor¬geschoten educatie-kosten van kleindochter Anne. Deze zal voorts het vruchtgebruik van haar erfportie levenslang aan haar vader hebben uit te keren. Mocht deze met de getroffen regeling geen genoegen nemen, dan zal hij slechts zijn legitieme portie ontvangen waarbij door hem zal moeten worden ingebracht al wat nu aan zijn dochter is uitgekeerd en al wat hij nog aan zijn moeder verschuldigd is. Dochter Fréderique wordt herinnerd aan haar inbrengplicht wegens overbedeling bij de verkoop van Walburg. Zij mag voorts het zilver dat zij van haar moeder in leen heeft, behouden als dank voor het woongenot _van__een__huis_in Brunswijk, _haar tijdelijk ten gebruike af¬gestaan, en ontvangt bovendien 100 ducaten ter vergoeding van mogelijke schade aan dat huis.
Kleindochter Dorothea van Rechteren krijgt ƒ 2000,- benevens de in¬komsten uit een haar toekomende prebende over de jaren 1791-1794 welke testatrice -het waren moeilijke jaren - voor zich zelf heeft moeten aanwenden. Omdat Dorothea's in 1789 overleden moeder maar weinig van het ouderlijk meubilair heeft ontvangen, zullen haar broer en zusters hun nichtje Van Rechteren ieder ƒ 100,- moeten uitkeren.
Dochter Charlotte krijgt ƒ 5000,- en wegens "alle haar aanhoudende zorgen, diensten en oppassingen mij bewezen" nogmaals ƒ 5000,-, als¬mede een huis te Brunswijk ter gelegenheid van haar huwelijk als voor¬schot op haar erfdeel door haar moeder gekocht.
Aan elk van haar drie kleindochters, die naar haar genoemd zijn, lega¬teert zij nog ƒ 1000,-.
Vervolgens zijn er een aantal legaten waarbij zij naast geldbedragen haar meubilaire en andere goederen aan voornoemde en andere familie¬leden, aan een weeshuis, aan getrouwen en aan dienstpersoneel vermaakt en met name aan de oude "domestiquen" in Walburg, die nog in leven zijn, het voortbestaan van hun respectieve pensioenen toezegt. Ook is er een legaat waarbij aan de oudste dochter Riedesel het por¬tret van haar vader in medaillion wordt vermaakt en de wens wordt uit¬gesproken, dat ten koste van de gemene boedel bij dit portret zal wor¬den gevoegd een kopie van het portret van haar (Anna) zelf, dat zij aan haar jongste dochter geschonken heeft. Niet helemaal duidelijk is haar dan volgende verklaring: desgelijks te legateren aan haar zoon haar eigen portret. Mogelijk is zij tweemaal geportretteerd. In elk geval is het haar bedoeling geweest dat portretten van haar en haar man in handen van haar oudste dochter zouden komen en deze via haar kleinzoon, die op Walburg zou gaan wonen, ook daar terecht zijn gekomen.
Arme Willem Karel heeft de testamenten van zijn ouders wel aangevochten, doch daar hij al in 1807 overleed, zullen zijn argumenten hun kracht verloren hebben. Dat de afwikkeling van de nalatenschap van Sigismund en Anna, dank zij de rumoerige tijden en de langdurige afwezigheid van de familie op Walburg, vele jaren in beslag heeft genomen en heel wat voeten in de aarde heeft gehad, blijkt ook uit een brief van A. v.d. Leeuw, rentmeester van Walburg, aan J.C. von Riedesel, gedateerd 7 september 1804 te Stevensweert.
In deze brief verklaart Van der Leeuw zich "eindelijk" in staat zijn laatste rekening, alsmede catalogussen van de Bibliotheek te Walburg en van de Estampes, voorts een inventaris met taxatiën van de mobi¬laire effecten, een lijst der familieportretten en een memorie van door hem aan Boekhandel Nijpels betaalde kosten aan zijn heer en op¬drachtgever toe te zenden.
De brief gaat vergezeld van een aanvullende "Notitie van Taxatiën op den Huize Walburg, inged. 20 september 1804". Daarin wordt als volgt nader ingegaan op vorenbedoelde stukken en taxatiën:
1)  Rekening van A. v.d.Leeuw sedert 1793 tot sept. 1802 waarbij
blijkt dat de Rendaris meer heeft uitgegeven als ontvangen  ƒ 1159 -. -6

Cleefs, de franse Cronen a 115 stuiver,
welke door Gen. v. Riedesel voor rekening van de G. Douairière zijn gevalideerd
2) Taxatie van de Bibliotheek   ƒ 1361.14 -
3) Taxatie van de Prenten   624-10
ouvrages defectueux    30

4)  Taxatie van enige mobilaire effecten  ƒ  2147-

5)    15 stuks Portretten/familie, ongetaxeerd

6)    Quitt. van de Boekhandel Nijpels      145.-5-
   
 
Het hiervoren gebezigde ƒ-teken drukt dus geen Nederlandse gulden maar Franse Cronen en Cleefse stuivers uit. Met de douairière moet Anna, de weduwe van Sigismund zijn bedoeld, en met "mobilaire ef¬fecten" m.i. tot het huisraad behorende goederen van waarde. Voormelde brief houdt voorts in "dat Boekverkoper Nijpels zich wél heeft laten betalen, niettegenstaande twee der zijnen vooraf gezonden tot het opschrijven en arrangeren der Boeken 20 dagen de vrije tafel en logement te Walburg genoten hadden".
Ook wordt nog bericht, dat van de gepensioneerde Domestiquen er nog twee in leven zijn, namelijk de oude jager Reuther en de oude Chirur¬gijn Gouzy en dat hun pensioenen tot l mei resp. l sept. 1802 in de laatste rekening tot uitgaaf zijn gebracht.
Het Huis Ootmarsum werd in 1811 gesloopt. In 1812 resp. 1814 stier¬ven Johan Conrad von Riedesel en zijn vrouw Fréderique van Heiden-Hompesch op kasteel Lauterbach, een der bezittingen van de Riedesels in het Hessenland niet ver van Fulda, een vorstendom dat enige tijd aan onze latere koning Willem I heeft toebehoord.

Door: Mr. R.J.Chr. Houben


Bronnen en literatuur:
Veel der verwerkte genealogische en biografische gegevens ontleende ik aan aantekeningen van mevr. Landheer Roelants, waarvoor ik haar bij deze nogmaals dank. Voorts mocht ik met toestemming van haar uitgever putten uit het in mijn artikel al genoemde boek van Hella S. Haasse en andere werken in mijn noten genoemd. Tenslotte vond ik een groot aan¬tal gegevens bij onderzoek in de Rijksarchieven te Maastricht (Walburg-archief) en Assen (archief Van Heiden Hompesch en/of v. Riedesel) en de D.T.B.-registers van de Ned. Hervormde Kerk te Stevensweert.
Noten:
(1) zie mijn artikel over R.V. van Hompesch in het jaarboek 1988 van
Amici Insulae    
(2) zie "De Bloem der Natie. Adel en patriciaat in de Noordelijke Nederlanden". Redactie J. Aalbersen en M. Prak, pag. 77
(3) Vlg. het Begraafregister van de Ned. herv. Kerk te Stevensweert is aldaar op 25-12-1764 de Franse madémoiselle van Walburg, Jacquers begraven.
(4) zie testament van Anna Sophia Dorothea baronnesse van Riedesel, van Eisenbach en Hermansburg. Rijksarchief in Assen.
(5) Walburg-archief. Rijksarchief in Maastricht.
(6) Idem; zie ook het Ned. Adelsboek over het geslacht Van Rechteren.
(7) Walburg-archief. Rijksarchief in Maastricht.
(8) Zie Stevensbode, februari 1977; met dank aan Har Rutten, die mij dit artikel bezorgde.