2013

INKOMSTEN VAN DE GEESTELIJKEN VAN STEVENSWEERT IN HET JAAR 1742

Bas Cretskens

“Specificatie der incomsten van de pastorije van Stevensweert getrocken uijt den pastoral Register,  soo veel  als het corpus der pastorije aengaet.” Zo begint pastoor Arnoldus Broccarts op 4 juni 1742 het overzicht van de inkomsten die hij als pastoor te Stevensweert op dat moment ontvangt.


Dat overzicht is als bijlage toegevoegd aan het visitatieverslag dat de pastoor de volgende dag overhandigen moet bij het bezoek van de bisschop. Volgens diens bewaard gebleven reisschema reist deze namelijk op dat moment door onze streken rond om de verschillende parochies te visiteren en er het vormsel toe te dienen. Dinsdag 5 juni 1742 heeft hij voor Stevensweert gereserveerd - waar hij trouwens ook bij de pastoor zal overnachten, om de volgende dag verder te reizen naar Echt.

Het visitatieverslag zelf van dat jaar is niet bewaard gebleven, maar een aantal bijlagen dus wel. Eén daarvan is de eerder genoemde specificatie van de inkomsten van de pastoor. Daarin geeft de pastoor een overzicht van de drie inkomstenbronnen die hij heeft: grond, geld/ graan en een geldelijke bijdrage van de Munsterabdij te Roermond. Zoals hij zelf al schrijft, gaat het om een uittreksel, dus een beknopt overzicht. Het grootste deel ervan wordt dan ook gevormd door een tweetal  lijstjes, opsommingen van het grondbezit enerzijds en van de inkomsten aan geld en graan anderzijds.

Men mag in ieder geval wel aannemen dat pastoor Broccarts in 1742 precies wist hoe de situatie in zijn parochie was. Arnoldus Alexander Broccarts, geboren in Sittard, was pastoor van Stevensweert geworden in 1721 en zou dit 48 jaar lang blijven, tot zijn overlijden op 12 mei 1769 op vijfenzeventigjarige leeftijd. Na zijn dood werd hij in de kerk van Stevensweert begraven. Dit blijkt uit onderstaande tekst, die afkomstig is uit het overlijdensregister van de parochie:

 
De vertaling luidt als volgt: “12 mei is gestorven de zeer Eerwaarde Heer Arnoldus Brockaerts gedurende 48 jaar pastoor van deze parochie van Stevensweerd begraven in de oude kerk tussen de sacristie en het altaar in het graf van de pastoors. Afkomstig uit de stad Zittard 75 jaar oud.”

Broccarts begint zijn specificatie met een overzicht van de percelen land rond Stevensweert (“Landerijen” schrijft hij zelf) die aan de pastoor toekomen. Het gaat om 11 stukken grond,  waarvan hij de ligging en grootte geeft. Maar misschien is het beter om op dit punt de pastoor zelf  het woord te geven, waarbij trouwens meteen duidelijk wordt dat de huidige landkaart niet meer te gebruiken is, als we erachter willen komen waar de percelen precies lagen...

1 Een stuck landt aen den Dijck genaemt den Cockelcamp geleegen int graeve goet 297 roeden en 4 voeten.
2 Noch een stuck genaemt den Pastors Camp groot 1 boender 295 roeden .
3 Item een stuck bij den voors. Camp neffens den Kockelweg int grave goet groot 255 roeden 50 voeten.
4 Noch op de Lange Nachten een stuck groot 196 roeden 50 voeten.
5 Item een stuck achter Hecken neven gaet (het woord is moeilijk leesbaar) groot 144 roeden 4 voeten.
6 Noch een stuck achter de Ohe groot 1 boender 63 roeden 50 voeten.
7 Item een stuck tegens het voors: over (tegenover het voornoemde) groot 24 roeden 9 voeten.
8 Noch op de Coigne (Konie) een stuck groot 105 roeden .
9 Item een stuck op den Baempt groot 299 roeden.
10 Op den Groenenweg een stuck ackerland groot 330 roeden.
11 Noch een parceel ackerlandt groot 190 roede.

 
Broccarts sluit zijn overzichtje af met twee korte toevoegingen. De eerste gaat over de omruil van twee percelen voor twee andere: Deeze twee laeste stucken (dus nummer 10 en 11) sijn door permitatie (ruil) gecomen aen de pastorije voor een ander stuck landts en eene koeijweijde op de Braecken, beijde pastorale erven.

Uit zijn tweede opmerking blijkt dat de Maas grote invloed had op de mogelijkheden voor landbouw, maar ook dat de bewoners zich inspanden om de rivier in bedwang te houden: “Daer sijn noch twee stuckens, een van ontrent de 40 roeden en het ander van ontrent eenen halven morgen die vruchtlos hebben geleegen en nu door het maecken der dijcken eenigszins vruchtbaer sijn geworden edoch alleen voor s..( woord is onleesbaar) vruchten.”
De pastoor gaat vervolgens verder met  “de incomsten bestaende in graenen en gelt”.

1 Den Heer grave van den Berg als Heer van Stevensweert jaerlicks seven malder rogge en worden door sijne Dienaers met karre en peerd in de pastorije geleevert ende gebracht;
2 de erfgenaemen Oldensee geven jaerlickx een half vat terwe Echter maete;
3 en Thijs Moors oock een half vat terwe;
4 de custerije (kosterij) geeft jaerlicks een vat terwe Echter maete;
5 de erfgenamen Jacob Canters geven jaerlickx een half vat terwe Echter maete;
6 de weduwe secretaris Oldensee cum consortibus geven jaerlicks twee vaten rogge Eijcker maete;
7 de erfgenaemen Severijn Janssen geven jaerlickx 1 ½ vat rogge Echter maete;
8 de erfgenaemen Matthijs Rutten jaerlijckx een vat rogge Eijcker maete;
9 de erfgenaemen Margreit en Maria Kuijlkens geven jaerlickx negen gulden Luijck gelt;
10 Thijs Willems op de Laeck 1 ½ vat rogge Echter maete;
NB Dit onderpandt is voor den pacht blijven liggen en heeft de pastorije aengeslagen sijnde omtrent eenen halven morgen landts;
11 de erfgenaemen Reiner Lemmens geven jaerlickx een half vat terwe;
12 de  kercke geeft jaerlickx aan de pastorije ses gulden Luijcks;
13 de adelicke Abdije Munster tot Ruremonde geeft jaerlickx een vat gerst Rurem. Maete.

Opvallend is dat er letterlijk met verschillende maten gemeten wordt, en wel met die van Echt, van Maaseik en van Roermond! En de erfgenamen van Margreet en Maria Kuijlkens en de kerk betaalden in Luiks geld....

Een groot deel van bovenstaande inkomsten is dus afkomstig uit de nalatenschappen van vrome parochianen, het andere deel bestaat uit verplichtingen van de kerk, koster (de “custerije), de Munsterabdij te Roermond en de heer van Stevensweert.
Het is overigens wel opmerkelijk dat als heer nog altijd de graaf Van den Bergh wordt genoemd, hoewel Stevensweert intussen al lang in andere handen was overgegaan!


 En wat levert dit alles de pastoor nu onder de streep op? Broccarts heeft het opgeteld en komt dan tot het volgende totaal:

– acht bounder ses en vijftig roeden vruchtbaer landt
– aen erfpacht in rogge seven malder vijf vat maseijcker maete salvo justo (= ongeveer), aen terwe drij vaet, aen gerst een vat, aen gelt drij pattacons ses scillingen.

Dat trouwens het geld niet vanzelf binnenstroomde, moge blijken uit de opmerking waarmee pastoor Broccarts zijn overzicht afsluit:

“Daerenboven heeft den ondergescreven, magno opere, labore, sudore, et sumptibus (met grote moeite, inspanning, zweet en kosten) door moeijelicke en costbaere processen, soo bij den geestelicken Hove tot Ruremonde, als bij den souverainen Hove van Gelderlandt tot Venlo” ervoor gezorgd dat de Munsterabdij te Roermond jaarlijks vijftig ducaten moet betalen aan de pastoor. Die 50 ducaten  moeten “bij quartalen betaelt worden volgens vonisse”. En hij besluit met de opmerking dat het niet nodig is “dat eenen tijdelicken pastor sich daermede bemoeije, maer de voorn. abdije moet continueren in de betaelinge, tot dat deselven propriis sumptibus (op eigen kosten) eenen anderen betaelder van deze 50 ducaton sal besorgt hebben”.
De relatie tussen de Munsterabdij enerzijds en de pastoors, parochianen en heren van Stevensweert anderzijds lijkt eeuwenlang vooral in het teken te hebben gestaan van rechtszaken.......

En daarmee eindigt weliswaar het verslag van pastoor Arnoldus Broccarts, pastoor van het eiland van de Heilige Stephanus, maar zijn we nog niet helemaal aan het einde gekomen van dit artikel.
Want naast de specificatie van de pastoor werd er in 1742 nog meer aan de bisschop overhandigd.

Er was in die tijd in de kerk van Stevensweert namelijk ook nog een altaar van de Heilige Maagd Maria aanwezig, waaraan een beneficie verbonden was. Dat was een soort stichting waar verplichtingen aan vast zaten (vaak in de vorm van een aantal missen dat moest worden gelezen door de beneficiant, de geestelijke die het beneficie had verkregen). Maar naast de verplichtingen waren er ook inkomsten aan verbonden. En daarvan werd de beneficiant geacht verslag te doen aan de bisschop.

In 1742 was Joannes Dominicus Vrencken beneficiant van “Onze Lieve Vrouwe altare in de parochiale kercke van St. Stevensweerdt”. Hij deelt  mee dat hij “van sijne heere praedecesseur (voorganger) tot nu toe noch niet bekomen heeft den register ofte specificatie der inkomsten van het booven genoemde beneficie”. Maar hij weet blijkbaar wel precies waar hij recht op heeft, want hij zegt dat: “evenwel hem bekent is dat dese inkomsten bestaen in elf bunderen akkerlandt en eenige roeden”, alleen belast met de normale belastingen te Stevensweert.

Daarnaast ontvangt hij nog een hoeveelheid rogge. Alles bij elkaar zal hem dat jaarlijks netto zo'n 60 pattacons aan geld op gaan leveren, rekent hij uit. Daar stond dan de verplichting tegenover dat hij een aantal keren naar het Eiland in de Maas moest komen om er een aantal missen in de kerk te lezen.



Al met al hebben we zo een korte blik kunnen werpen in het kasboek van de Stevensweertse geestelijken in het midden van de 18e eeuw,  tenminste wat betreft de inkomsten. Want waar pastoor Broccarts zijn geld aan uit heeft gegeven, dat zullen we wel nooit te weten komen...


                                        Bas Cretskens