2010

GLUREN BIJ DE BUREN

Har Rutten

Reeds enkele jaren organiseren De Aldenborgh (Kring Weert van het Limb. Geschied- en Oudheidkundig Genootschap) en de Geschied- en Heemkundige kring Het Land van Thorn het programma “GLUREN BIJ DE BUREN”.

Hierbij gaan de bezoekers in de avonduren op historische ontdekkingstocht door enkele jaarlijks te selecteren plaatsen. In 2010 was o.a. Stevensweert aan de beurt en wel op dinsdag drie augustus. De bezoekers (meer dan 300!) kwamen bij elkaar in de katholieke kerk voor een inleiding en gingen vervolgens met een aantal gidsen van het Streekmuseum naar buiten op verkenning. De inleiding in Stevensweert werd gehouden door Har Rutten, conservator en secretaris van het Streekmuseum. We laten de tekst hieronder volgen.

Beste mensen, beste “gluurders bij de buren”,
U komt vanavond gluren in Stevensweert. Het woordje gluren heeft in het algemeen een nogal onsympathieke betekenis. Het heeft iets van stiekem kijken waar het eigenlijk niet mag. Toch heeft, denk ik, niemand u iets in de weg gelegd toen u vanavond Stevensweert binnen kwam. Integendeel, u wordt vanavond gastvrij welkom geheten in deze kerk, we houden zelfs geen collecte! Was u twee, driehonderd jaar geleden komen gluren, dan was dat wel anders geweest. Stevensweert was toen een sterke vesting, gelegen op een eiland in de Maas en aangelegd tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Op de eerste plaats had u, van welke kant u ook kwam, een door soldaten bewaakte veerpont moeten oversteken. Als u deze hindernis had genomen, kwam u bij een gracht met ophaalbrug. Was u de gracht en de ophaalbrug gepasseerd, dan kwam u bij een hoge aarden wal met daarin twee zwaar bewaakte poorten. Mocht u met valse bedoelingen komen gluren, dan kwam u daar zeker niet verder. Er waren dan twee mogelijkheden. In het gunstigste geval werd u regelrecht naar huis gestuurd of, het meest waarschijnlijke, u werd naar binnen gebracht om opgesloten te worden in de gevangenis voor nader onderzoek.
Vanavond dus niets van dit alles. We zitten hier gezellig samen in de katholieke kerk van Stevensweert. Ik zeg met nadruk de “katholieke” kerk want we hebben hier ook nog een protestantse kerk. Daarover later meer.
De plaatsnaam Stevensweert bestaat uit twee onderdelen. De naam weerd of weerde doelt op een laaggelegen terrein dicht bij het water. Het zal duidelijk zijn dat deze benaming voor een eiland niet verkeerd is. De toevoeging Stevens herinnert aan St. Steven of St. Stephanus, de patroon van deze parochie. Oorspronkelijk heette deze plaats gewoon Weert of Weerde. Aangezien die naam in deze regio meer voorkomt, koppelde men de naam Weerd en de parochieheilige aan elkaar en door dit gedwongen huwelijk ontstond de plaatsnaam Sint Stevensweert of, nog welluidender in het Latijn: Werda Sancti Stephani. Hoe mooi kan een naam al niet zijn!
In de dertiende eeuw wordt er in de archieven vermeld dat er in Stevensweert een parochie is. Dat betekent dat er dus ook al een kerk geweest zal zijn. In 1270 wordt er trouwens een pastoor vermeld met, hoe kan het ook anders, de naam Dirk van Weerde. Dat de pastoor en de kerk in de archieven genoemd worden, heeft met name te maken met meningsverschillen en daaruit voortvloeiende rechtszaken. De abdis van de Munsterabdij in Roermond had in Stevensweert het recht op de tienden, een soort belasting in natura, maar had ook de plicht om het schip van de kerk te onderhouden. Blijkbaar was dit onderhoud niet erg secuur omschreven want herhaaldelijk is er geruzie tussen de parochianen en de abdis. Waar houdt het middenschip op? In hoeverre valt het koor er ook nog onder? Hoe zit het met het dak
boven het schip? Om nog maar niet te spreken over het onderhoud van de klok in de toren. Kortom, allerlei meningsverschillen en dus ook redenen om naar de rechter te stappen. De Raad van State zou er in onze tijd handen vol werk aan hebben gehad. Door het gekibbel bleef goed onderhoud achterwege en wat gebeurt er dan? Rond 1780 is de oude middeleeuwse kerk zo bouwvallig geworden dat ze moet worden afgebroken. De Stevensweertse architect Petrus
Rutten krijgt de opdracht voor de bouw van een nieuwe kerk en dat is de kerk waarin we ons nu bevinden. Het gebouw uit 1781 ligt op dezelfde plaats als de oude kerk maar is wel anders
geörienteerd. Oorspronkelijk lag het koor, zoals gebruikelijk, naar het oosten, naar Jeruzalem.
Het nieuwe gebouw werd door de architect echter een kwart slag gedraaid zodat het huidige altaar naar het noorden wijst. U zult zich afvragen waarom? Welnu, Stevensweert was in 1633 een vesting geworden. De kerk lag dicht bij de Maas en tussen die kerk en de Maas moest
ruimte gemaakt worden voor een buitenwal, een gracht en een hoofdwal. Dat lukte maar net. Toen er dus in 1781 een nieuwe kerk gebouwd moest worden op dezelfde plaats, veranderde men de lengterichting, waardoor er iets meer ruimte ontstond. Een bewijs dat in Stevensweert
de militairen vaak meer macht hadden dan de pastoor. Het draaien van de kerk was overigens
nog niet voldoende. De architect zocht nog wat meer speling door de linker zijbeuk een meter korter te maken dan de rechter. Visueel valt het u nauwelijks op, maar in werkelijkheid is de muur en ook het altaar van St. Jozef breder dan de muur en het altaar van Maria. En aan het
gezicht van St. Jozef te zien, is hij daar stiekem heel tevreden over.
Achter mij ziet u boven het hoofdaltaar een grote opening die in veel kerken gevuld wordt met een schilderij. Hier in Stevensweert heeft men gekozen voor een theatraal beeldhouwwerk dat een voorstelling geeft van de dood van St. Stephanus, de eerste martelaar van het christelijke geloof. Het is een dramatische gebeurtenis. De nog jonge diaken Stephanus wordt vanwege zijn geloof met stenen bekogeld door een drietal woest uitziende personen, tot de dood er op volgt. Op de achtergrond zit een jongeman wat passief naar het hele gebeuren te kijken. Het is Saul, aanvankelijk een verwoed christenvervolger maar later bekend geworden onder de naam Paulus, ook wel genoemd de dertiende apostel. Helemaal bovenin ziet u in een bewolkte driehoek het alziende oog van God. U wordt dus vriendelijk verzocht om u vanavond goed te gedragen.
Aan weerszijden van het stenigingstafereel ziet u links de apostel Petrus die het omgekeerde kruis in zijn handen klemt (symbool voor zijn kruisdood) en rechts de apostel Paulus die ons met het zwaard aan de zijde herinnert aan zijn onthoofding. Tegen de linkermuur van het koor staat een klein maar heel mooi houten beeldje van St. Stephanus. U kunt het niet allemaal even goed zien maar u moet het straks maar eens van wat dichterbij bekijken. Het dateert uit ca. 1500, de tijd van de bekende beeldhouwer Jan van Steffeswert, maar het is helaas niet van zijn hand. Een beeldhouwer die zich Jan van Steffeswert noemt en zelfs Jan bieldesnider van Weerde, moet wel in Stevensweert geboren zijn. Naast een man met enorm talent, moet het ook een slimme jongen zijn geweest. Niet alleen omdat het een Stevensweertenaar was, maar ook omdat hij al op jonge leeftijd naar de grote stad Maastricht is verhuisd. Daar was voor iemand met zijn talent veel meer werk voorhanden dan in het kleine Stevensweert. De ontdekking in de archieven dat deze beroemde kunstenaar een werkplaats heeft gehad in Maastricht, is voor de Maastrichtenaren dan ook een waar genoegen. Het liefste hadden ze ontdekt dat hij ook nog in Maastricht geboren was, dan kon men hem met recht een Maastrichtse beeldhouwer noemen. Men kan de doopakte echter niet vinden. Wij hier in Stevensweert helaas ook niet. De oudste vermeldingen van doop, huwelijk en overlijden beginnen pas rond 1630. Toch ben ik ervan overtuigd dat iemand die zijn voornaam Jan zo duidelijk aanvult met verwijzingen naar Stevensweert, hier ook geboren moet zijn. Dat hij inderdaad een relatie had met ons dorp, blijkt o.a. ook uit een vermelding van een erfenis voor hem en zijn broer. Het handelt over een stuk grond gelegen onder het naburige Wessem. Voor ons is Jan van Steffeswert dus een Stevensweertse beeldhouwer. Overigens was het voor de
Stevensweertenaren toch wel een teleurstelling dat hun Jan verhuisde naar Maastricht, want voor de vervaardiging van het beeldje van St. Stephanus heeft men Jan blijkbaar gepasseerd. Als straf voor zijn verhuizing heeft men nooit een beeld bij hem besteld en liet men het beeldje van de patroonheilige zelfs maken door een concurrent. Achteraf gezien natuurlijk een jammerlijke vergissing!
Dames en heren, voor een uitvoerige beschrijving van alle kunstvoorwerpen in deze kerk is de mij gegeven tijd te beperkt. Ik noem enkele dingen heel kort: de preekstoel met afbeeldingen van de vier evangelisten, de twee grote gebeeldhouwde grafstenen van Spaanse vestinggouverneurs uit de 17de eeuw in de zijbeuken, de oude kerkbank met de initialen van architect Petrus Rutten in de rechter zijbeuk, het sierlijke Madonnabeeldje rechts op het koor, vijf grote schilderijen met taferelen uit het lijdensverhaal van Christus, de prachtig gesneden communiebank, de biechtstoelen, het orgel en niet te vergeten de 12de eeuwse doopvont achter in de kerk.
Laat ik u wel nog wat vertellen over de prachtige glas-in-lood ramen want die zullen u zeker al wel opgevallen zijn. Boven het hoofdaltaar ziet u twee ramen met voorstellingen uit het oude en nieuwe testament. Beide ramen zijn een schenking van de baggerfirma Van Roosmalen uit 1951. De kunstenaar die de ramen heeft vervaardigd is niemand minder dan de grote Limburgse kunstenaar Charles Eyck. Het was waarschijnlijk bij deze twee ramen gebleven, als er zo’n twintig jaar later niet iets bijzonders was gebeurd. Elisabeth Peeters, geboren in 1886 in Stevensweert, ging op jonge leeftijd als dienstmeisje naar Antwerpen en leerde daar Jean van Hoebergen kennen. Rond 1910 vertrok het paar naar Amerika. Het echtpaar had geen kinderen en kort nadat Jean van Hoebergen in 1957 overleed, keerde Elisabeth terug naar Stevensweert. Zij kwam op het idee om haar kapitaal te besteden aan de versiering van deze kerk waarin ze als klein meisje was gedoopt. In 1969 liet ze daarom twee ramen vervaardigen in de zijmuren van het koor, eveneens met taferelen uit het oude en nieuwe testament. Vanuit het middenschip zijn deze echter nauwelijks zichtbaar. In 1971 gaf ze opdracht voor nog eens vier ramen in de zijbeuken, voor mijn gevoel de mooiste. En in 1972 volgden tenslotte de zes ramen in het middenschip. Deze laatste zes heeft de schenkster nooit gezien want zij overleed tijdens het plaatsen van de ramen. Het werk moest zelfs tijdelijk worden stopgezet vanwege haar uitvaartdienst in deze kerk. Het pleit voor de toenmalige pastoor dat hij na de eerste twee ramen van Charles Eyck uit 1951, ook bij de volgende ramen heeft gekozen voor dezelfde kunstenaar. Zodoende bezit de kerk nu veertien grote, schitterende ramen van een en dezelfde kunstenaar. Wellicht vraagt u zich af: is de stoet van afgebeelde heiligen willekeurig gekozen of zit er een bepaalde voorkeur van de schenkster achter? Welnu, de uitgebeelde heiligen in de zijbeuken zijn de patroonheiligen van haar ouders (Gerardus en Catharina in de rechterzijbeuk), van haar man (Johannes) en van haar zuster (Agnes) in de linkerzijbeuk. In de zes ramen van het middenschip zien we haar eigen naam bij de heilige Elisabeth, rechts vooraan. De overige ramen bevatten de namen van haar overige broers en zusters. We mogen van geluk spreken dat er genoeg broers en zussen waren om alle ramen te vullen!
Dames en heren, u heeft al gehoord dat de militaire belangen in Stevensweert eeuwenlang een hoofdrol speelden. Toen de Spanjaarden in 1633 het eiland in de Maas veroverden, gingen ze zeer radicaal te werk. De hele in de middeleeuwen gegroeide dorpsstructuur rond kasteel en kerk ging op de schop. Beter gezegd: alles wat bij het maken van een ideale vesting in de weg stond, werd afgebroken. In de plaats daarvan verscheen een met grote precisie uitgevoerd meetkundig grondplan. Vanuit een middelpunt werd een cirkel getrokken met een middellijn van bijna 400 meter. Door die cirkel te verdelen in 26 gelijke stukken, vond men alle hoek- en snijpunten voor de aanleg van de verdedigingswerken. Vervolgens werden de straten aangelegd volgens de radialen die vanuit het middelpunt naar de bastions en de ravelijnen
lopen. Op die manier ontstond een dorp dat lijkt op een ster. Een ster op de grond! Beter dan duizend woorden, is één afbeelding genoeg om u te laten zien hoe dat er dan uitzag.
Twee gebouwen lieten de Spanjaarden ongehinderd: het grote middeleeuwse kasteel, ontstaan uit een eenvoudige woontoren, en de katholieke kerk. Die laatste werd in 1781 afgebroken en dus zijn de restanten van het kasteel en de woontoren dan ook de oudste muurresten die er in Stevensweert te vinden zijn. De overige bebouwing en de straten dateren allemaal uit 1633 of later. Stevensweert een middeleeuws stadje noemen, zoals in sommige beschrijvingen staat, is dus niet juist.
Toen de Spanjaarden hun vesting klaar hadden, wilden ze die natuurlijk ook behouden. Er kwam een garnizoen dat onderdak kreeg in grote kazernes. De militaire gouverneur had alles voor het zeggen. Hij bepaalde bijvoorbeeld hoe laat de stadspoorten open en dicht gingen. Normaal gesproken gingen ze dicht bij zonsondergang en weer open bij zonsopkomst. Wanneer er echter ook maar enig gevaar dreigde in de omgeving, liet de gouverneur de ophaalbruggen omhoog trekken en sloot hij de poorten ook overdag, vaak tot grote ergernis van de burgers want die konden niet naar buiten. Men moest zich echter neerleggen bij de situatie. Het gezegde “De macht komt uit de loop van een geweer” gold in Stevensweert voor honderd procent!
Bij de Vrede van Munster in 1648 bleef Stevensweert Spaans bezit. Dat had niet veel gescheeld! Even tevoren had een Spaanse kapitein de vesting willen overleveren aan de Hollanders. Het verraad werd echter tijdig ontdekt. Zijn straf was gruwelijk! Er volgde een openbare terechtstelling midden op de markt van Stevensweert. Vastgebonden aan een paal, werd de verrader gewurgd. Het hoofd werd afgesneden en op een stok tentoongesteld. Het lichaam werd vervolgens gevierendeeld, dat wil zeggen door vier paarden uit elkaar getrokken. De vier lichaamsdelen werden eveneens op palen gezet, verspreid over het eiland. Men wist destijds van aanpakken. Bureau Halt kwam er niet aan te pas!
De vesting Stevensweert heeft slechts één belegering gekend. Die vond plaats in het jaar 1702 tijdens de Spaanse Successie-oorlog. Half september werd de vesting omsingeld door een geallieerd leger. Aan de overzijde van de Maas, bij de Houbenhof, stelde men een aantal kanonnen op. Aan de zuidzijde van Stevensweert werd een batterij mortieren klaar gemaakt. Op 30 september begon de beschieting. Door het vuur van de kanonnen op één plek te richten, probeerde men een bres te schieten in de wal. Met de mortieren wierp men talrijke met buskruit gevulde bommen over de wallen die pas ontploften als ze de grond bereikten. Resultaat: de helft van de huizen ging in vlammen op. Na twee dagen beschieting gaf de commandant zich over. Hollandse soldaten trokken door de Maaspoort naar binnen en gingen in garnizoen. Stevensweert was een Hollandse vesting geworden.
Onmiddellijk wilde het Hollandse gezag een ruimte om de protestantse godsdienst te kunnen uitoefenen. Daartoe nam men de oude kasteelkapel in gebruik. De katholieke uitrusting van de kapel werd verkocht en zo kwam het altaar terecht in de kerk van Neeritter waar het nu nog als hoofdaltaar dienst doet. De preekstoel werd centraal gezet en de nieuw benoemde dominee kon zijn werk gaan doen. De katholieke en de protestantse kerk stonden op een steenworp afstand van elkaar. Toch zijn er nooit stenen heen en weer gegooid. De Stevensweertse bevolking heeft zich vrijwel altijd goed verstaan met de protestantse gemeenschap binnen de wallen.
In 1819 was de oude protestantse kerk zo bouwvallig geworden dat men aan koning Willem I een bijdrage vroeg voor restauratie. Nadat het geld binnen was gehaald (elfhonderd gulden), brak men de oude kerk af en bouwde op dezelfde plaats een nieuwe. Dat is het sfeervolle witte kerkje dat er nu nog staat.
Inmiddels was Stevensweert binnen de wallen bijna helemaal vol gebouwd. Enkele weken geleden fietsten er twee toeristen door Stevensweert en ik hoorde de een tegen de ander zeggen: “Waat gek, hie stoan de hoeze óp de stroat!” Nou, zo erg is het nu ook weer niet, maar het is wel een treffende opmerking over een klein dorp met een dichtbebouwd stedelijk karakter. In de negentiende eeuw was het vestingsysteem met zijn aarden wallen, grachten en ravelijnen volledig verouderd. De mensen snakten naar uitbreiding van hun woonruimte. In 1874 werden de vestinggronden (staatseigendom) in opdracht van de regering ter verkoop aangeboden. De gemeente Stevensweert was er als de kippen bij en kocht het hele grondgebied op. De vestingwerken werden in percelen verdeeld en vervolgens in pacht aan de inwoners aangeboden. Die hadden dan wel de verplichting om binnen enkele jaren de wal op hun perceel af te graven en met de vrijkomende grond de gracht aan te vullen. Een handige en voor de gemeente goedkope oplossing en aldus geschiedde. Stevensweert veranderde in een gewoon dorp maar dan wel met een ongewijzigd karakteristiek stratenplan dat er vanuit de lucht uitziet als een grote Limburgse vlaai. Al gauw waren er ook mensen die zich realiseerden dat men iets unieks had gesloopt. Het duurde echter tot de jaren tachtig van de vorige eeuw dat men serieus begon na te denken over een mogelijke reconstructie van een gedeelte van de vestingwerken. In die tijd werd namelijk de oude kern, een beschermd dorpsgezicht, gerestaureerd. Wie A zegt moet ook B zeggen. En met B werd bedoeld het maken van een plan voor herstel van de vestingwerken. Na het overwinnen van allerlei moeilijkheden is met de feitelijke uitvoering in januari 2009 begonnen. Op dit moment zijn de werkzaamheden ongeveer afgerond en staat er weer water in de gracht. Tijdens de rondleidingen zo meteen zult u kunnen ervaren wat het voor Stevensweert betekende vestingstad te zijn. Tot vanmiddag waren we in de veronderstelling dat we ook op het terrein zelf mochten rondkijken. Helaas: op het laatste moment, enkele uren geleden, is ons duidelijk gemaakt dat zowel de aannemer als de gemeente daar geen toestemming voor willen geven. De officiële oplevering heeft namelijk nog niet plaatsgevonden en tot dan blijft het gebied verboden terrein. Wel kunt u met de gids over de Maasdijk rondom lopen. U bevindt zich dan eigenlijk op de buitenwal en ook van daaruit beleeft u heel goed de hoogte en de sterkte van een vestingwal, de breedte van de gracht en het imposante van een ravelijn. Voor één ding moet ik u waarschuwen. U kent het spreekwoord: onkruid vergaat niet. De waarheid van dit spreekwoord kunt u ter plekke controleren. De vestingwerken zien er op dit moment niet mooi begroeid uit. Dat komt omdat de eerste maaibeurt nog niet heeft plaatsgevonden. Binnenkort zal dat wel gaan gebeuren en tot zolang tiert het onkruid welig. Dat geeft op dit moment een onverzorgde indruk maar over enige tijd is dat probleem hopelijk opgelost en zal alles met mooi gras begroeid raken.
Beste mensen, u bent vanavond op bezoek in een klein dorp met een grote geschiedenis. Heeft die eeuwenlange geschiedenis zijn stempel gedrukt op de huidige bevolking? Er bestaat een uitdrukking die over de wereldbevolking zegt: Er zijn goede mensen, en zijn slechte mensen en er zijn de mensen van Stevensweert! Misschien kan het bezoek van vanavond u helpen bij de interpretatie van deze enigszins raadselachtige uitspraak!
Tot slot wil ik graag dank zeggen aan het kerkbestuur in de persoon van pastoor Creemers voor het beschikbaar stellen van de kerk. Ook hartelijk dank aan de gidsen voor hun belangeloze hulp bij het rondleiden van de groepen. Geweldig!
Veel plezier bij het gluren in Stevensweert!
Har Rutten