2006

DON FRANCISCO DE MONCADA

H.G.M. Rutten

In het jaar 1633 heroverden de Spanjaarden het Eiland in de Maas, nadat ze dit een jaar eerder als gevolg van de beroemde veldtocht langs de Maas van Frederik Hendrik waren kwijtgeraakt. Het Spaanse leger wilde dit strategisch gelegen eiland niet opnieuw prijsgeven en legde daarom verspreid over het eiland in opdracht van hun bevelhebber, Francisco de Moncada, een uitgebreid systeem van verdedigingswerken aan. De grootste ingreep was de aanleg van een compleet nieuwe vestingstad, gelegen rondom de kerk en het kasteel van Stevensweert. Wie was deze Moncada, die met zijn verovering in 1633 het aanzicht van Stevensweert tot in onze tijd heeft bepaald?

Francisco de Moncada werd geboren op 29 december 1586 te Valencia. Hij was de oudste zoon van don Gastón de Moncada y Gralla, markies van Aytona, en van doña Catalina barones van Callosa en Taverna. De familie De Moncada behoorde tot de aanzienlijkste geslachten van Spanje. Vader Gastón was onderkoning van Sardinië en Aragon en tevens Spaans ambassadeur in Rome. Er bestonden aldus nauwe contacten tussen de familie en het Spaanse koningshuis. Het spreekt welhaast vanzelf dat de opvoeding van de jonge Francisco gericht was op een toekomstige overname van de belangrijke functies van zijn vader.
Opmerkelijk is zijn grote interesse in geschiedenis en literatuur. Zelf schreef hij ook enkele werken waarvan zijn “Expedición de los Catalanes y Aragoneses contra Turcos y Griegos” uit 1623 het bekendste werd.
In 1610 trouwde Francisco met doña Margarita de Castro y Cerbellón. Als eerstgeboren zoon van de familie mocht hij zich graaf van Osona noemen en na het overlijden van zijn vader in 1626 erfde hij de nog hogere titel “markies van Aytona”. Hiermee ondertekende hij vervolgens ook zijn correspondentie.
In 1622 werd Moncada gevraagd om koning Philips IV in Brussel te vertegenwoordigen bij de begrafenis van aartshertog Albrecht. In opdracht van de koning moest hij tijdens zijn verblijf tevens de belangrijkste steden in de Spaanse Nederlanden inspecteren. Deze opdracht voerde hij naar tevredenheid uit. Philips had echter grotere plannen met de nog jonge diplomaat maar eerst moest hij, na zijn terugkeer in Spanje, nog een lastige klus klaren:  bemiddelen bij de keuze van een nieuwe onderkoning in Catalonië. Ook dit netelige probleem werd door Moncada handig en diplomatiek opgelost en daarmee lag in 1623 de weg vrij voor de benoeming op een zeer belangrijke post: ambassadeur van de koning bij de keizer in Wenen.

Bijna zes jaren bekleedde Moncada deze functie en raakte zo betrokken bij alle kwesties die in het Europa van die dagen speelden. Daartoe hoorde natuurlijk ook de strijd van de opstandige Nederlanden tegen het Spaanse gezag. Na het Twaalfjarig Bestand waren daar de vijandelijkheden in 1621 weer hervat en het zag er voor de Spanjaarden niet zo gunstig uit. Met name de dreigende aanval van Frederik Hendrik op de sterke vesting ’s-Hertogenbosch in 1629 vervulde ook Moncada, zij het van op afstand, met grote zorgen. Reeds vaker had hij in opdracht van Philips IV geprobeerd het keizerlijk leger te bewegen militaire hulp te verlenen maar ook dit keer was dat tevergeefs. In deze gevaarlijke situatie kon de reeds bejaarde landvoogdes Isabella goede hulp gebruiken en Philips IV besloot die te verlenen in de persoon van Francisco de Moncada. Op 11 november 1629 arriveerde Moncada als buitengewoon ambassadeur in Brussel. Of deze overplaatsing naar de Nederlanden door Moncada met gejuich werd begroet, valt te betwijfelen. Persoonlijk verkeerde hij in moeilijkheden. Zijn echtgenote was overleden en er moest worden gezorgd voor de opvang van zijn drie kinderen. Terugkeer naar Spanje lag voor de hand.  Philips IV kwam Moncada tegemoet door de onmiddellijke uitbetaling van achterstallig loon en het toekennen van een bijzondere kostenvergoeding. Ook voor de opvoeding van zijn kinderen zou worden gezorgd.
Al deze toezeggingen laten zien hoe het Spaanse hof gehecht was aan de persoon van Moncada, die inmiddels werd beschouwd als een van de meest betrouwbare en veelzijdige diplomaten en waarvan ook in de Nederlanden veel verwacht kon worden. Moncada was niet ongevoelig voor de verleende gunsten en was bereid de vorst te gehoorzamen. De belangrijkste taak was om samen met de landvoogdes de afbrokkeling van het Spaanse gezag in de Nederlanden een halt toe te roepen. Daarbij was het noodzakelijk om te zorgen voor een goede verstandhouding tussen het Spaanse gezag en de plaatselijke bevolking waarbij met name de onmisbare steun van de adel een belangrijk element vormde. In dat kader zou Moncada ook te maken krijgen met graaf Hendrik van den Bergh, heer van Stevensweert en Ohé en Laak. Deze graaf bekleedde een zeer hoge positie binnen het Spaanse militaire gezag (sinds 1628 opperbevelhebber van het Spaanse leger in de Nederlanden) maar werd anderzijds ook verdacht van heulen met de vijand. In 1628 was het opperbevel van het Spaanse leger in de Nederlanden toevertrouwd aan Hendrik van den Bergh en aan Carlos Coloma, de bevelvoerder van de citadel van Kamerijk. Coloma was verantwoordelijk voor de bewaking van de grens met Frankrijk, terwijl Van den Bergh belast was met de oorlogvoering tegen de Republiek. Dit tweehoofdige leiderschap mondde uit in geruzie en gebrek aan coördinatie, zodat in 1629 het opperbevel werd toegekend aan één persoon, graaf Hendrik van den Bergh. Met name aan de kant van de Spaanse officieren gaf deze “Nederlandse” benoeming aanleiding tot ontevredenheid. Deze nam nog toe door de val van ’s-Hertogenbosch die Hendrik van den Bergh niet had weten te voorkomen. Een en ander culmineerde in een steeds groter wantrouwen van de Spanjaarden (inclusief Moncada) ten opzichte van de persoon van Hendrik van den Bergh. Dat wantrouwen bleek overigens gerechtvaardigd. In 1632 pleegde Hendrik verraad door zich tegen Spanje te verklaren en mee te werken aan het slagen van de Maasveldtocht van Frederik Hendrik.
Dankzij de medewerking van Van den Bergh kon het Staatse invasieleger zonder grote tegenstand langs de Maas oprukken tot bij Maastricht. Daar tekende de Spaanse vestingcommandant na een wekenlange belegering op 23 augustus 1632 de overgave. Hiermee was door het Staatse leger een diepe en gevaarlijke wig gedreven in de Spaanse Nederlanden.

De situatie was nu voor de Spanjaarden alarmerend geworden. Het totale verlies van de Zuidelijke Nederlanden leek zich aan te kondigen. Het jarenlange gesjoemel rond benoemingen in de legerleiding noopte Madrid op 20 oktober 1632 tot een drastische oplossing: de aanstelling van Moncada tot opperbevelhebber van het leger. Naast zijn diplomatieke werkzaamheden diende Moncada zich nu ook te manifesteren als hoofd van het militaire gezag. Terugkeer naar Spanje werd opnieuw op de lange baan geschoven. Ook nu weer kwam de koning hem tegemoet. Moncada’s familie in Spanje werd financieel tegemoet gekomen en bovendien zou de toegezegde komst van een nieuwe landvoogd in de persoon van kardinaal-infant Fernando (een broer van de koning) verlichting brengen.

Inmiddels probeerde Spanje met de Republiek te onderhandelen over een mogelijke stopzetting van de vijandelijkheden. De besprekingen leidden echter niet tot resultaat. Voor het sluiten van vrede in de toch al langslepende oorlog was het blijkbaar nog te vroeg. Het woord bleef aan de wapens.

Een van de eerste resultaten van de veldtocht van 1633 betrof het Eiland in de Maas. Reeds eerder had Hendrik van den Bergh gewezen op het strategische belang van dit merkwaardige eiland in de Maas, halverwege de grote vestingen Venlo en Maastricht. Door de herovering van Stevensweert wilde Moncada controle uitoefenen op de scheepvaart en de voor de republiek uitermate belangrijke verbindingsweg vanuit het noorden naar Maastricht verbreken. Bovendien verschafte hij zich hiermee een beveiligde oversteekplaats, hetgeen vooral voor de Spaanse troepenverplaatsingen van groot belang was.
Als opperbevelhebber bezette hij met zijn leger het eiland einde mei 1633. Vervolgens was hem er alles aan gelegen het gebied voor Spanje te behouden. Tijdens zijn aanwezigheid, waarbij hij verblijf hield op het in beslag genomen kasteel van Stevensweert (eigendom van zijn rivaal Hendrik van den Bergh!), liet hij het eiland daarom zwaar versterken. De landvoogdes in Brussel bracht hij op de hoogte via brieven die hij door zijn adjudant liet bezorgen. Twee van deze brieven konden in 2006 door het Streekmuseum Stevensweert / Ohé en Laak aangekocht worden op een veiling in Haarlem. Ze zijn beiden geschreven te Stevensweert, ondertekend met “El Marques de Aytona” en gedateerd 29 mei en 18 juni 1633.
Belangrijkste onderdeel van de nieuwe verdedigingswerken op het eiland was de aanleg van de vesting Stevensweert. Rondom kasteel en kerk werden wallen en grachten aangelegd volgens een stervormig patroon. Vanuit de belangrijkste punten in de omwalling werden nieuwe straten geprojecteerd die als radialen uitkomen bij de hoofdwacht, het centrum van de vesting.

Moncada was trots op zijn schepping. De Spanjaarden noemden dan ook de nieuwe vesting naar zijn naam: MONCADA. Deze naam komt o.a. voor op een grote grafsteen in de R.K. Kerk van Stevensweert. Hierop staat te lezen dat in 1695 overleed Don Francisco de Xaque, gouverneur van “la villa de Moncada” (waarmee dus Stevensweert wordt bedoeld). De hardstenen grafsteen lag oorspronkelijk in het koor van de kerk maar is na de Tweede Wereldoorlog rechtop gezet tegen de zijmuur om verdere slijtage tegen te gaan. Door de keuze van een meetkundig model en het daarbij aangepaste stratenplan heeft Moncada het aanzien van Stevensweert tot in onze tijd bepaald. Ondanks de sloop van de vestingwerken in de 19de eeuw bleef het merkwaardige stratenplan immers gaaf bewaard en dit was mede aanleiding om Stevensweert in 1993 aan te wijzen als beschermd dorpsgezicht. Het is dan ook niet verwonderlijk dat men rond 1960 bij de aanleg van een nieuwe straat in Stevensweert, koos voor de naam Muncadostraat. Weliswaar heeft men de naam enigszins verbasterd maar wel degelijk wordt hiermee bedoeld Don Francisco de Moncada, markies van Aytona. Een terecht eerbetoon aan de man die van Stevensweert een vesting maakte.
Het einde van het jaar1633 betekende een nieuw keerpunt in het leven van Moncada. Op 1 december overleed in Brussel landvoogdes Isabella. De beoogde opvolger, kardinaal-infant Fernando van Oostenrijk (een broer van de koning) was nog niet onmiddellijk beschikbaar. Reeds in 1631 was door Madrid besloten dat hij naar Brussel moest afreizen om daar zijn tante Isabella te gaan adviseren om dan uiteindelijk, na haar overlijden, haar taken over te nemen.

De tocht naar het noorden ging via omwegen en zou lang gaan duren. In mei 1633 bereikte hij  Milaan. Daar bleef hij meer dan een jaar alvorens zijn weg via Duitsland te vervolgen. Ook daar verliep de reis niet in sneltreinvaart. Dit had o.a. te maken met de pogingen van Fernando om onderweg de nodige troepen te werven zodat hij niet met lege handen in Brussel zou aankomen. Zelfs een dringende brief van 29 november 1633 van Moncada aan Fernando om zich te haasten in verband met de verslechterde gezondheidstoestand van Isabella, kon niet voorkomen dat bij het overlijden van Isabella enkele dagen later de opvolger nog altijd niet aanwezig was. Daarom werd Francisco de Moncada nog voor het einde van het jaar 1633  door koning Philips IV, in afwachting van Fernando’s komst, aangesteld als tijdelijke landvoogd in de Nederlanden. Hiermee had Moncada de top van zijn carrière bereikt. Zowel in politieke als militaire zaken was hij nu de hoogste gezagsdrager geworden.
Het is in deze periode dat er verschillende portretten zijn gemaakt van Moncada. Zo is er een prachtig ruiterportret geschilderd door Anthonie van Dijck dat zich bevindt in het Louvre te Parijs. In januari 2006 kocht het Streekmuseum bij een antiquariaat in New York een schitterende gravure gemaakt door de graveur Jonas Suyderhoef. En ook bestaat er een ruiterstandbeeldje van ca. 40 cm uit ca. 1635.

Pas einde oktober 1634 arriveerde Fernando vanuit het Duitse Jülich in de Nederlanden. Het is interessant te weten dat de nieuwe landvoogd met een groot gevolg hierbij op 28 oktober via de schipbrug te Stevensweert de Maas overstak. Hij werd hierbij vergezeld van Moncada die zich in Jülich bij hem had gevoegd. Men kan zich voorstellen hoe Moncada met de nodige trots persoonlijk de een jaar eerder aangelegde en naar hem genoemde vesting Stevensweert aan Fernando heeft laten zien.
Op 4 november 1634 deed de kardinaal-infant dan uiteindelijk zijn plechtige intrede te Brussel om de taak als landvoogd van Moncada over te nemen. Deze laatste werd hierdoor niet werkeloos. Zijn taak als opperbevelhebber van het leger bleef behouden. Bovendien werd hij benoemd tot eerste hofmeester van don Fernando. Het was de uitdrukkelijke wens van koning Philips IV dat Moncada zowel op het politieke als militaire vlak een steun zou zijn voor de nog onervaren landvoogd.

Helaas kwam hier weinig van terecht. Tijdens een nieuwe campagne in 1635 veroverden de Spanjaarden het sterke fort Schenkenschans. Deze vesting was, evenals Stevensweert, zeer strategisch gelegen, precies aan de splitsing van de Rijn en de Waal. Het bezit van deze plek was derhalve voor beide partijen van grote betekenis. Tijdens een inspectietocht in de buurt werd Moncada ernstig ziek en hij overleed ten gevolge van koorts in de omgeving van het Duitse Goch op 17 augustus 1635, 48 jaar oud. Aan het leven van een trouwe onderdaan van koning Philips IV was vroegtijdig een einde gekomen.

Voor landvoogd Fernando was Moncada’s overlijden een grote tegenslag. Ook de koning was bedroefd en gaf opdracht om alle schulden te betalen die de markies in de Nederlanden en Duitsland nog had uitstaan. Die beslissing nam hij nog “voor het slapen gaan, want toen ik het nieuws had vernomen kon ik niet naar bed zonder eerst alles te hebben gedaan wat ik kon om te zorgen voor de ziel en voor de kinderen van een dermate toegewijd dienaar”.

Het einde van de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de Nederlanden, dertien jaren later, heeft Moncada niet meer meegemaakt.

Wat Francisco de Moncada in Stevensweert tot in onze dagen achterliet, is het merkwaardige stratenplan dat het karakter van het vestingstadje nog steeds bepaalt.
Verder zijn er enkele op het kasteel van Stevensweert geschreven brieven (in bezit van het Streekmuseum), zijn naam op een grafsteen in de R.K. Kerk en een straatnaambordje waarop Moncada’s naam, zij het niet correct, wordt vermeld.
Blijft er nog een interessante vraag over: wat is er na het overlijden gebeurd met het lichaam van Moncada? Is hij vervoerd naar zijn standplaats Brussel of werd zijn stoffelijk overschot terug gebracht naar Spanje? Ongetwijfeld heeft hij als topfiguur een passende begrafenis gekregen en is er naar alle waarschijnlijkheid vervolgens een praalgraf opgericht.
Naspeuringen hebben tot nu toe echter niets opgeleverd.