OPSTEL OVER DE BEVRIJDING VAN STEVENSWEERT

Geschreven in mei 1945 door Cor Stokbroekx (geb. 11-3-1933 te Stevensweert).

DE VLUCHTPARTIJ - MEI 1945.  

Den 3den September op een Zondag was er een hele opschudding in ons anders zo rustig dorpje. Heel wat soldaten van de Duitse S.S. waren gearriveerd en namen, na eerst een poos te hebben rondgelopen, onze school in beslag. Dat was me een grote drukte, de kinderen waren blij, dat ze geen school hadden.


Den 26sten September kwamen er twee Belgen en een Engelsman in 't dorp. Die hebben de schuld op zich, dat we moesten evacueren. Het was Woensdag 27 September, moeder was aan de was, ik was met de kleintjes aan het stoeien en Suzan dekte de tafel. Nauwelijks zaten we te eten, of een slag dreunde, wij gauw de kelder in, weer een slag en zo ging het keer op keer. Opeens kwam Ger Francot aanlopen en die zei: "We moeten vluchten". We renden allemaal de straat op en ja. De Zusters Franciscanessen en de mensen die om de Markt woonden, kwamen al aanlopen. Wij weer allemaal naar binnen, de beste schoenen aangetrokken, moeder deed wat levensmiddelen in een koffertje, Toin en Emelie werden op het kinderwagentje gezet, een paar dekens over de arm genomen, de mantels en jassen aangetrokken, wij naar buiten. Vader sloot de deur en weg gingen we. Eerst gingen we naar Vincken op 't Eiland. Daar hadden ze een goede kelder en ook waren er meer mensen. Daar hebben we één nacht geslapen met 40 personen. Liesje Vincken en ik hebben op een rek geslapen waar anders de inmaakflessen op stonden. Moeder lag in een hooikist. Waar de andere mensen op sliepen heb ik niet gezien, want het was er donker, ondanks dat er twee stallantaarns brandden. Het was een ellendige nacht en ondanks dat er een regen van schoten viel, heb ik toch goed geslapen. Om 8 uur 's morgens gingen we staande koffiedrinken. Om half acht ging vader nog proberen of hij in 't dorp kon komen, maar dat lukte hem niet.
Om tien uur gingen we toen maar naar Echt. Aan het Julianakanaal zetten de Duitsers ons over en we gingen verder. Toen (we hadden anderhalf uur gelopen) we in Echt kwamen, gingen we eerst naar tante en later naar Oma. Die keken heel verwonderd op, toen wij aankwamen. Den volgenden dag gingen vader en moeder nog eens naar het dorp en toen kwamen ze er in. Ze brachten nog ondergoed, kleren en levensmiddelen mee. Later kwam men al niet meer door zonder pas, en toen later kwam het, dat Eiland, de Bilt en de Brandt moesten evacueren. Moeder en ik waren nog juist daar, toen het opgeplakt werd. Toen gingen de meeste mensen, die op de drie gehuchten waren, allemaal naar Lombock, Bosserhof en naar Echt. Een groot aantal mensen werd in het klooster van de Ursulinen opgenomen, o.a. ook de Zusters. Veel mensen konden niet ondergebracht worden en zaten met hopen bij elkaar. In Echt lagen ook veel Duitsers, die gingen allemaal naar Stevensweert. Daar hadden ze alles gestolen en weggehaald. Toen 't Eiland evacueren moest, hebben Vader en Moeder Oma, Tante Agnes en oom Jan (die nu in Friesland zitten) mee naar Echt gebracht. Tante Agnes en oom Jan kwamen bij ons en Oma ging naar Aben een paar huizen van ons af. We waren met 16 personen, doch we hebben altijd toch voedsel genoeg gehad. Toen het zo hevig werd met granaten (die meestal in Stevensweert vielen), gingen we allemaal in de kelder slapen. Dat ging heel goed. Toen we in Echt waren, heb ik ook nog veel kennissen en vriendinnen ontmoet, die in Echt of omstreken geëvacueerd waren. Bertha Bastings was een paar huizen verder, daar heb ik dikwijls mee gespeeld.
Toen een paar weken later kwam het treurige nieuws, dat Echt evacueren moest. Vader ging 's morgens naar Montfort om te kijken of we er een plaats konden krijgen. Dat lukte. En toen trokken we 's middags naar Montfort met een hele karavaan. Het was toen vinnig koud, maar door het sjouwen met wagens en pakken werden we toch warm. Vader en moeder kruiden eenkruiwagen en wij kinderen droegen allemaal dekens, Suzan of Mia trokken het kinderwagentje waar Emelie en Toin op zaten. Onderweg kwamen we nog meer mensen tegen, die ook allemaal opgejaagd waren. Van Maasbracht kwamen ook veel mensen. Wij waren de eerste, die in Montfort aankwamen. Om 7 uur 's avonds kwamen we op de plaats van bestemming aan. We waren doodmoe en gingen, nadat we gegeten hadden, naar bed.
Gauw werden een paar dekens op de grond gelegd, want de mensen waar we waren, sliepen nog op de tweede verdieping en dat durfden wij niet. Ondanks het harde bed hadden we toch goed geslapen, dat kwam zeker omdat we zo ver gelopen hadden. De eerste dagen ging alles goed. We sliepen in de kelder. Wel was het verschrikkelijk koud. Toch ondanks de kou probeerden moeder en ik in Echt te komen, wat ons ook gelukte. We brachten nog wat keukengerei mee en ook nog onze klok. In Montfort was het brood verschrikkelijk slecht. Iedere morgen gingen Vader, Jozef, Suzan en ik een uur in de rij staan, en dan kregen we elk 1 broodje. Op het laatst werd het zo erg, dat ze zeiden als al die mensen op een rij stonden:
"Er is alleen brood voor de bewoners van Montfort, en als er wat over is krijgen de bedelaars ook wat (daar waren de geëvacueerden mee bedoeld) en anders kunnen ze ophoepelen". Op het laatst werd vader het moe (en we hadden gehoord dat in Melick fijn brood was te krijgen) en daarom gingen we maar naar Melick. Van daaruit brachten we 16 broodjes mee, die we op het kinderwagentje geladen hadden (dat toen onmisbaar was).
Het Kerstfeest 1944 was heus niet prettig. 's Morgens gingen we naar de kerk en de rest van de dag zijn we maar in huis gebleven, omdat het toch regende. We hebben nog nooit zo'n saai Kerstfeest gekend, om maar te zwijgen van het Sinterklaasfeest. Den 20sten December kregen we een nieuw broertje. Daar waren we wat blij mee. Toen moeder nog altijd in bed lag, kregen we bij een boer altijd 3 eieren voor een gulden. Maar toen moeder op was, zeiden ze:
"De kippen zijn dichtgevroren". Een tijdje voordat moeder op was, kwam de "Groene Politie". Vader was juist een schaap halen, dat hij gekocht had. Toen ben ik hem gaan waarschuwen, en tegen de middag kwam hij pas terug. Iedere dag kreeg ik bij een melkboer 3 liter melk, waar ik altijd 1 uur moest staan. Vader en ik zijn ook naar den Oberluitenant in Maasbracht geweest. Toen we in de tuin waren, viel een regen van granaten. Een half uur hebben we daar op de grond gelegen en dat was geen lolletje in die sneeuw. Eindelijk zagen we kans binnen te komen. We waren net binnen, toen weer granaten kwamen. Eerst hebben we daar een tijdje in de kelder gezeten met nog een paar mensen van Stevensweert. Vader vroeg aan die hoofdman een briefje om in 't dorp te komen maar die zei: "Ik mag er niet meer dan 10 uitgeven, kom morgenvroeg terug". Wat meer op ons gemak gingen we weer terug naar Montfort. Moeder was blij dat we in 't dorp konden komen. 's Avonds was ik vroeg naar bed gegaan en 's morgens kon ik toen weer goed op. Met een kruiwagen gingen we op weg. We hadden maar drie kwartier gelopen, toen we al op Lombok kwamen. Daar zetten we de kruiwagen neer en gingen naar Maasbracht. We waren de eerste, die daar kwamen en kregen dadelijk een briefje om in 't dorp te komen. Haastig gingen we toen terug naar Lombok waar we onze kruiwagen pakten en naar het dorp gingen. Aan drie soldaten moesten we onze pas laten zien. Over het kanaal konden we lopen, want die was dichtgevroren. Gelukkig vielen geen granaten. We pakten thuis alles wat we vinden konden in de kruiwagen. Toen trokken we maar gauw weer weg want als die granaten weer begonnen te vallen was het in het dorp niet pluis. Toen kregen we de moeilijkheid om over het kanaal te komen. Eerst moesten we alles afladen en overbrengen en daarna de kruiwagen tegen de berg optrekken en vervolgens weer alles opladen. Op het laatst ging het toch en marcheerden we weer op Montfort aan. 't Was al avond toen we daar aankwamen. Moeder was blij toen ze ons zag. Maar goed, dat we naar het dorp waren geweest, want een paar dagen later vielen de granaten zo, dat we niet buiten durfden te komen. 't Werd zo hevig, dat we drie dagen niet uit de kelder zijn geweest. Moeder en wij allemaal sliepen in een aparte villa. Op een morgen waren Vader en wij 5 kinderen al naar ons gewone verblijfplaats gegaan. Moeder, Emelie en het kleine kindje waren nog in de villa. We zaten koffie te drinken, toen opeens granaten vielen, het vuurkwam onder de deur door. Plotseling kwam moeder buiten adem binnengelopen en zei: "Op de villa zijn 7 voltreffers gekomen en ik met de kinderen zat er in. Buiten was een bunker en daar ben ik heengelopen." Nog had moeder het niet uitgesproken of boems, weer vielen granaten, wij de kelder in en zijn er drie dagen in gebleven. Een week tevoren waren ook al twee bommen gevallen en die hadden veel schade aangericht.
Op het laatst van de evacuatie, vlak voor de bevrijding had er ook nog een hevig bombardement plaats wat veel mensen het leven heeft gekost. Ook toen de granaten vielen, hadden we geen melk voor het kindje en de boer die naast ons woonde, wilde ons geen geven. "Er is een granaat in de melk geslagen", zei hij. Toen moest vader onder de granaten door naar het dorp om melk. Toen dat bombardement plaats had, hoorden we de vliegers duiken en daarna de bommen vallen. Honderd meter van ons af was ook een gevallen. Vóór dat bombardement kwamen de ouders, een broer, een zuster en de buren van die vrouw, waar we waren, ook nog bij ons. Toen zaten we met 47 personen in die kelder waaronder 25 kinderen. Telkens als en bom viel, lagen we allemaal over elkaar op de grond. Op het laatst gingen de mannen naar boven en kwamen spoedig daarna weer in woeste vaart naar beneden en riepen:
"De moffen rennen weg! Daar komen de Engelsen!" En ja, de eerste tanks kwamen langs het huis in volle vaart en stopten juist op 't grasveld voor 't huis. Alle mannen renden de gang in en de Engelsen stonden direct met het geweer voor hen, ze moesten hun persoonsbewijs laten zien. Toen gingen ze de keuken in. Moeder was aardappelen aan 't bakken, ze stak één hand de lucht in en in de andere de pan met aardappelen. Toen kwamen ze de kelder in, waar wij allemaal lagen. Direct met het geweer voor zich uit vroegen ze: "Keine Mof?" Echter was er geen Duitser in de kelder en dus hoefden we niet bang te zijn. Direct deelden ze chocola en cigaretten uit maar we hadden niet veel zin. Drie nachten hadden we niets geslapen en we hadden daarom reuzeslaap. 's Morgens, toen we wakker werden, hoorden we van mensen die uit het dorp kwamen, dat er al veel evacuees op weg naar hun eigen woonplaats waren. 's Middags aten we gauw een bord erwtensoep en weg trokken we. Vader kruide de kruiwagen, waar Emelie en Toin in lagen (Toin had gaten in de voetjes van de winter). Jozef, Suzan en ik droegen een paar dekens op de rug, Moeder droeg de kleine Renéé en de mensen die bij ons waren, namelijk een paar buren, waren ook zwaar beladen. Nog geen 200 m waren we verder, of daar suisden granaten door de lucht. Moeder en onze buurman lagen achter een hoop muurstenen. De buurvrouw en wij kinderen vluchtten een kelder binnen. De rest liepen een huis binnen, daar kwam een vrouw uit het huis die zei: "Laat me eens door, ik moet de aardappelen afschudden". Eindelijk was het voorbij en gingen we weer verder. Tenslotte waren we uit Montfort en blij dat we waren, dat we uit Montfort vertrokken! Steeds liepen we verder en wisten van geen rusten of ophouden. Langs bossen liepen we en toen die voorbij waren, kwamen we aan een brugje, dat de Engelsen zelf geslagen hadden. Toen we dat voorbij waren, waren we buiten het bereik van de granaten. Aan een boerderij vlakbij Sint Joost, "Schrevenhof' genaamd, moesten we een schuur binnen om genoteerd te worden. Daar in een klein bijgebouwtje kon men een kop erwtensoep krijgen, melk, koekjes en chocola. We moesten wachten, totdat er 'n auto kwam, die ons naar Stevensweert bracht. In tegenovergestelde richting kwam een auto, die ons naar Sittard bracht. Sint Joost was bijna geheel leeg gebrand. Susteren was het ergste beschadigd. Alle huizen waren kapot. Geen enkel huis, dat niets had opgelopen. Toen we Susteren voorbij waren, werden de puinhopen wat minder veelvuldig en in Sittard hielden ze helemaal op. Bij de jongensschool moesten we afstappen en werden we ontsmet. Toen konden we in een klooster gaan eten, wat ons heel goed deed. Daarna bezochten we onze familie. Een paar jongens hielpen ons en legden alles op een bakfiets. 's Avonds gingen we vroeg naar bed en 's morgens stonden we weer heel uitgerust op. Moeder, Suzan, Emelie, Toin en Renéé gingen naar Brunssum naar een broer van moeder, die kapelaan is. Twee weken zijn ze daar geweest. Vader, Jozef, Mia en ik zijn in Sittard gebleven. Een paar dagen, voordat we naar huis gingen, zijn vader, een nichtje en ik het huis gaan poetsen. Toen alles weer in orde was, gingen we weer naar Sittard terug. Na een paar dagen reisden we met een grote vrachtwagen voorgoed naar Stevensweert. Aan het Julianakanaal zetten ze ons af. Thuis gekomen waren we allen blij, want we waren nu weer in ons eigen huis na zolang in ballingschap geweest te zijn. Het was half Februari. Daarna zijn we nog een paar keer teruggegaan, want we hadden niet alles direct mee kunnen nemen. Die nacht sliepen we als roosjes. Geen wonder! In ons klein maar rustig dorpje Stevensweert.

De bevrijdingsfeesten.

Den 13en Mei vierden we de bevrijding van ons dorpje. Alle mensen waren zowat terug en daarom kon het gemakkelijk. 's Morgens begon de dag al slecht, het regende. Om tien uur werd een Hoogmis opgedragen uit dankbaarheid. Alle kinderen waren met oranje getooid. Maar hun vreugde zou gauw van korten duur zijn. De harmonie werd afbesteld en het regende, dat het kletterde. Doch tegen de middag klaarde het op, ja zelfs de zon kwam door de wolken. Om een uur of 2 kwam er een Hitlerwagen van het Eiland. Tegen een uur of 3 zei de Juffrouw, dat we ons maar klaaar moesten maken voor half vier. Om vier uur gingen we naar de Eerw. Zusters en daar kregen we allemaal een vlagje, een oranje hoedje en een oranje schortje. De kinderen die een versierde fiets of autoped hadden, mochten daar ook op rijden. Om kwart over vier trokken we naar het plein voor de kerk. Jenny Minkenberg en ik trokken een versierd wagentje, waar Marliesje Ramakers op zat. Verder trok in de stoet mee een wagen, die het Kamp van Ommen voorstelde, verder een wagen met het koninklijk huisgezin, dan een wagen waar ze de bevrijding op vierden en ook een wagen met het opschrift "clandestien dansen". Er waren verschillende versierde fietsen, om niet te vergeten de harmonie van Roosteren was toch ook gekomen. Een klein mager geitje, dat een gewicht had van 120 kg volgens een opschrift. Toen de vlag gehesen werd, zongen de kinderen "0 schitterende kleuren van Nederlands vlag". Eindelijk trok de stoet onder muziek van de harmonie het dorp in. De fietsen gingen voorop, dan volgden wij met ons wagentje, vervolgens kwamen de schoolkinderen, waarachter de Indianen liepen. Een aantal versierde wagens reden mee in de optocht. De burgemeester en het oranjecomité sloten de stoet. Toen we het dorp rondgeweest waren, gingen we naar de Brandt. Bij onze terugtocht vielen er regendroppels zo groot als kiezelstenen., De hele stoet geraakte door die onverwachte regenbui geheel in verwarring. Alle papieren kleding ging natuurlijk verloren. Kletsnat kwamen we in 't dorp. Daar hebben we een poosje rond de harmonie gedanst en zijn toen naar huis gegaan. 's Anderendaags 's morgens kregen we ieder een zak snoep, dat ons buitengewoon smaakte.
Mochten we zo'n feestje nog maar eens meer vieren, dat zou ons lijken!


                                                                        C. Stokbroekx.