1994

DE BEGRAFENIS VAN DE GESNEUVELDE SOLDAAT EMILE SEMAL

H.G.M.Rutten

Het einde van de Tweede Wereldoorlog stond voor Stevensweert en Ohé en Laak in het teken
van de evacuatie. De bevolking moest op bevel van de Duitse bezetters vertrekken, eerst uit de
kern Stevensweert zelf (27 sept. 1944) en enkele weken later ook uit de gehuchten Bilt, Eiland
en Brandt.

Ook de inwoners van Ohé en Laak kregen op 26 oktober te horen dat zij uit hun
woonplaats moesten vertrekken. Het zou tot na 19 januari 1945 duren voordat de bewoners
weer naar hun huizen konden terugkeren. Tijdens deze laatste maanden vonden rond de Maas
diverse schermutselingen plaats tussen bezetters en bevrijders, waarbij in de verlaten dorpen
veel schade werd aangericht. Vanaf de bevrijde Belgische zijde nam hieraan deel de "Brigade
Piron", zo genoemd naar hun leider generaal Piron. Op 1 oktober 1944 sneuvelde een van de
bevrijders en hij werd enkele dagen later te Stevensweert begraven. Van deze begrafenis
maakte dominee W. de Peer een sober maar indrukwekkend verslag (losse bijlage in het
aantekenboek "MEMORANDA", aanwezig op de R.K. Pastorie te Stevensweert) dat we hier
volledig weergeven:

VERSLAG VAN DE BEGRAFENISPLECHTIGHEID, GELEID DOOR DEN
HERVORMDEN PREDIKANT VAN STEVENSWEERT, DS. W. DE PEER, VOOR EEN
SOLDAAT, GESNEUVELD OP 1 OCTOBER 1944 AAN DEN OEVER VAN DE MAAS
BIJ STEVENSWEERT EN TER AARDE BESTELD OP 4 OCTOBER 1944 OP HET
KERKHOF DER HERVORMDE GEMEENTE TE STEVENSWEERT, DES MORGENS 10
UREN.

 Aanteekening:
       Deze soldaat werd gedacht van Belgische nationaliteit te zijn. Zijn naam was
       niet bekend, evenzoo zijn geloof. Later, nadat de vreeselijke strijd gestreden
       was, werd bekend dat de gesneuvelde Franschman was in Engelschen dienst,
       wiens naam Sémal was, wiens geloof R. Katholiek. Op zijn graf werd toen een
       houten, witte kruis geplaatst met zijn naam en den dag van zijn sneuvelen en
       dien van zijn begraven. Toen zijn geloof was bekend geworden, is zijn stoffelijk
       overschot in een kist met militaire eere overgebracht naar de begraafplaats der
       R. Katholieke Kerk. Bij die plechtigheid had de leiding de Zeer Eerwaarde Heer
       Pastoor Hick.

 Toen de gesneuvelde neerlag aan den oever van de Maas, heeft de Duitsche officier hem laten
 brengen naar het huis, naast dat van de familie Bastings. Tot den predikant zeide deze van
 hem: "Er hat seine Pflicht gethan; er war unser Feind; wir wollen ihn beërdigen. Wollen Sie,
 Herr Pfarrer, das thun?"
 De predikant kreeg verlof zijn huis te betreden, waaruit hij had moeten evacueren. Hij kon nu
 van zijn ambtsgewaad gebruik maken, terwijl hij zijn Bijbel ter hand nemen kon. Met den
 Duitschen officier, vergezeld van eenige soldaten, ging hij naar het Kerkhof, waar de groeve
 gereed gemaakt was. Om de droeve situatie te teekenen, waarin Stevensweert door evacuatie
 gekomen was, slechts deze mededeling: gaande naar de begraafplaats kwam een jong varken
 aan de zijde van den predikant meelopen, terwijl het op de begraafplaats al knorrende rond de
 groeve liep. Op bevel van den officier werd het varken weggejaagd en het hek van de
 begraafplaats gesloten.
 Na eenig wachten werd de gesneuvelde soldaat op de doodenbaar door twee jonge mannen
 binnengebracht. Droevig was het om van dat to' oneel aanschouwer te zijn. Daar lag die jonge
 man in zijn kleedij, waarin hij gesneuveld was met ongewasschen handen, met ongewasschen
 gezicht, het zwarte haar van het hoofd vol bloed, terwijl achter uit den nek het bloed nog
 drupte.

Aan één der slapen was hij getroffen, terwijl de trekken van zijn gelaat duidelijk
toonden, hoe de uitwerking geweest was van het doodelijk schot. Zonder kist werd
hij begraven. Toen hij van de baar was af- genomen en in de groeve was neergelegd,
nam de predikant het woord. Hij las voor uit het Nieuwe Testament Luc.15:11-24


 
                           Soldaat Emiel Sémal
Na het lezen van deze pericoop bracht hij naar voren het begin van het 17de vers:
"En tot zichzelven gekomen zijnde". Inleiding. Wij hebben een droeven gang
gemaakt. Een droeve arbeid is hier geschied. Wij zijn toch gegaan naar den doodenakker
en we hebben toch een jongen man zien leg- gen in de groeve der vertering. Dit geldt ons,
als menschen. Wij, geschapen voor het leven, zijn allen op weg naar den dood; wij, gescha-
pen voor het licht, zijn allen bestemd voor dien nacht, waarin niemand meer werken kan.
En nu is dat werkelijkheid voor een jongen man! Wellicht was hij verloofd-, wellicht had
hij allerlei idealen om een eigen woning te hebben, om daarin te toeven met haar, die
hij zich had verkozen. Maar dat is nu voor altijd voorbij, hij ligt uitgestrekt ter aarde met
de doodskleur op 't gelaat. Prediking wederom van het oordeel door den zonde-val over heit
menschdom gekomen. God heeft ons alleen met de voetzolen, drukkend de aarde, gescha-
pen en nu ligt daar die jonge man in zijn gansche lichaamslengte de groeve beslaand. God heeft
ons tot menschen gemaakt - menschen met het aangezicht naar boven gericht, maar op den
doodenakker gaat onze blik naar beneden: "Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeeren".
Na deze inleiding kwam de predikant tot zijn eigenlijken dienst van het Goddelijk Woord. Hij
wilde niet alleen een droef feit constateeren, maar ook het licht van Gods Woord vertroostend
over dat feit laten heenvallen.
Hij deed dit door vragen te stellen naar aanleiding van dat begin van het l7de vers: "En tot
zichzelven gekomen zijnde".
Eerste vraag: Wanneer kwam de verloren zoon tol zichzelven?
Antwoord: Vers 14 einde: Toen hij begon gebrek te lijden. Terecht wordt door Goethe in zijn
"Withelm Meister" gezongen:
          Wer nie sein Brot mit Thrnen asz
          Wer nie die kummervollen Nkhte
          Auf seinen Bette weinend sast
          Der kennt euch nicht, ihr himmlische Mkhte.

          Ihr IIIhrt ins Leben uns hinein
          Ihr laszt die Armen schuldig werden,
          Darm Qberlaszt ihr ihn der Pein,
          Denn alle Schuld richt sich auf Erden.

Tweede vraag: Hoe kwam de verloren zoon tot zichzelven?
Antwoord: Vers 18 midden: ik heb gezondigd. 't Is zoo waar, wat in de Matthus-Passion van
J.S. Bach gezongen wordt, nadat de Heere Christus in het huis van Simon, den Melaatsche te
Bethanië, is gezalfd geworden:
      Burs und Reu
      Knirscht das Sndenherz entzwei,
      Dass die Tropfen meiner ahren
      Angenehme Spezerei
      Treuer J esu, Dir gebgiren.

Derde vraag: Hoe vond de verloren zoon zijn vader?
Antwoord: Vers 20 midden: Als hij nog verre van hem was, zag hem zijn vader.
De vader zegt niet: "Zurck, Zurtick, geb' hin, sie haben alles durchgebracht. Nein, nein, so
spricht der Vater nicht". L. von Beethoven besluit zijn negende symphonie met te laten zingen:
Das Lied an die Freude van Fr. Schiller. In dat lied klinkt het: Blijder, eberm Sternenzelt muss
ein lieben Vater wohnen.

Vierde vraag: Wat was het hoogste geluk voor den verloren zoon?
Antwoord: Vers 20:einde zegt het: "De vader, toeloopende, viel zijn zoon om den hals en
kuste hem". Was ist das hëchste Glck auf Erden? Vertrauter Umgang mit dem Herrn, Das ist
nicht selig werden, sondren selig sein im tiefsten Kern."

Vijfde vraag: Moeten wij nu om dat geluk te smakeli denzelfden weg bewandelen als die
verloren zoon?
Wij moeten ons zeker als zondaren bekeeren tot den levenden God, Die in Christus, Zijn eenig
geboren Zoon, zoo ver het Westen verwijderd is van het Oosten van ons de zonde en haar
schuld wegdoen wil; maar als schepselen Gods zijn wij geroepen om te vervullen, wat Goethe
gedicht heeft:
       Edel sei der Mensch
       Hilfreich und gut
       Denn das allein unterscheidet ihn von allen Wesen die wir kennen.

De prediking naderde haar einde. De predikant liet zijn blik vallen in de groeve op dien jongen
man, in den bloei der jeugd gevallen en hij stelde de vraag: "Wat zegt die gesneuvelde jonge
man nu tot ons?" Antwoord: Hodie miki, eras tubi - Heute mir, morgen dir. Wie van ons zal
het zijn? De predikant, de officier, een der soldaten? Het werd nog stiller dan het al stil was op
den doodenakker. Die jonge soldaten kregen de tranen in de oogen. Gelukkig de mensch, die
in Christus mag ontslapen, die mag gaan naar den hoochsten Hemel, waar geen leed ooit zal
worden gezien. Selig die das Heimweh haben, denn sie werden zu Hause kommen.
De plechtigheid werd besloten met het bidden van het "onze Vader". Na het gebed zeide de
predikant: "Wir kënnen den Totenacker verlassen". De officier en zijn manschappen deden dit.
Hierna liet de predikant de groeve dicht maken. Op 't graf werd een steentje geplaatst, waarop
de predikant schreef:

                Den onbekenden soldaat
            gesneuveld 1 Oct. 1944, begraven 4.0ct. 1944.
                    R.I.P.
                 (Hij ruste in vrede)

Daarop verliet ook hij den doodenakker.

Voor het Hervormde Kerkje stond de officier met zijn manschappen opgesteld.
Hij gaf de predikant de hand met de woorden: Ich danke Ihnen.
P.S. De prediking geschiedde in de Duitsche taal.

               Aldus opgemaakt door
                            W. de Peer
                                     V.D.M. te Stevensweert.

Zoals de dominee schrijft, werd pas na de bevrijding de ware identiteit van de gesneuvelde
bekend. Het bleek te gaan om Emile Sémal, geboren te Charleroi (België) op 28 december
 1920 en woonachtig te Parijs. Nadat duidelijk werd dat hij katholiek was, werd zijn lichaam
opnieuw begraven, maar nu op het katholieke kerkhof.



De herbegrafenis van Emile Sémal. Vóór de geestelijkheid met in het
midden pastoor Hick, lopen koster A. Clerx, organist 1-1. Lebesque, de
zangers H. Wijnen en M. Clerx en misdienaar Jan Tubée. De kist met de
gesneuvelde wordt vooraf gegaan door militairen.

Nog later werd liet stoffelijk overschot overgebracht naar een begraafplaats voor gesneuvelde
Franse militairen te Kapelle (Zuid-Beveland).