1987

PLUNDERINGEN, AFPERSINGEN E.D. VANUIT DE VESTING STEVENSWEERT

J.J. van Riet

Het grondbezit van de huidige provincie Limburg met de Zuidelijke
Nederlanden was eeuwenlang het slagveld van Europa.
De rampspoed van de oorlogen, vooral in de 16e en 17e eeuw, trof dan in
het bijzonder het platteland. Elk leger moest in die tijden zoveel moge-
lijk voor zichzelf zorgen met als gevolg: inkwartiering, plundering,
afpersing etc .•

Het garnizoen van Stevensweert, welke plaats zoals bekend in het jaar
1633 door de Spanjaarden tot een sterke vesting werd verbouwd, liet zich in deze niet onbetuigd.
Reeds in het jaar 1591 opereer- den Spaanse troepen vanuit het "Eiland','. Zeven rui tercompag- nieën van de Spaanse overste
Pradilla, gelegen te stevèns- weert en Ohé en Laak, zwierven dag en nacht door het Ambt Montfort om te roven en de plattelandsbevolking geld en
goederen af te persen.

Vooral Montfort en Roosteren hadden het zwaar te verduren. In een uitvoerige officiële Attestatie d.d. 2 maart 1592, afgelegd door de inwoners van
Roosteren voor de burgemeester van Maase~k, verklaren zij on- dermeer:

"Seven Compagniën peerden onder den oversten Pradilla genampt tot Sint Stevensweerde op die It Oe ende Laeck onder Echt al- leine gehoerich kommen sijn,
ende seer langen tijtt aldaer gelegen, dach ende nacht dat Ambt Montfort do er reden, die onderdaenen des Ambts voers. gefangen, geplondert van haeve
ende cleijderen, in vuegen dat die voers. onderdaenen tot in- den doen naest folgende einde des Maents Martz uit hunnen woeningen verdreven ende blijven moesten".
Genoemde Pradilla heeft overigens persoonlijk niet veel genoegen aan deze plunderijen beleefd, want enige maanden later sneuvelt hij voor Nijmegen.
(mr. G.D. Franquinet "De Maasgouw no. 175-14 augustus 1882).
  
  

      DE VESTING STEVENSWEERT VOLGENS
              EEN AFBEELDING UIT 1640.

Het laatste gedeelte van de tachtig-jarige oorlog viel samen met de
dertig-jarige oorlog. Laatstgenoemde oorlog vond in het bijzonder zijn
oorzaak in de tegenstellingen tussen de Protestantse Duitse vorsten en
de Katholieke Liga met aan het hoofd de Duitse Keizer. In het jaar 1635
bereikt deze oorlog een Europese omvang met aan de ene zijde Spanje en
de Duitse Keizer en aan de andere zijde Frankrijk en de Republiek.
De troepen terroriseren wederom het platteland. Op 22 november 1635 be-
vindt de keizerlijke generaal Piccolomini,zich met zijn beruchte Kroaten-
ruiters te Stevensweert (zie A.E.L. Jonkergouw: Sittard een Gulikse stad).
    
Montfort wordt door de Kroaten grondig geplunderd en verwoest.
Op 23 januari 1636 wordt Echt door hen geplunderd "welcker verderff
so groet geweest is, dat niemand van ons van alle meubelen, graenen,
holtwerck, thienen, coeperen, linen en wuellen int minsten niet behalden"
(De Maasgouw no. 101-2 december 1880).
Blijkens het "Gedenkboek Geleen" had Geleen in de maanden september en ok-
tober 1636 last van Willem de Boerenvijand "die vanuit de vesting Stevens-
weert de dorpen afstroopte". In september 1636 overvalt hij eveneens Beek.
Zo haalt Eg. Slanghen in zijn boek Het Markgraafschap Hoensbroek letter-
lijk aan:

"Wij J. Odekerken en Jannes Nijsten Schepenen der hooftbanck van Beeck
attesteren met desen dat op den 23 des voorleden mats September 1636 is
tot Beeck comen Willem Steijns der bourenvijant, geassocieert met seecker
getael van soldaten van Stevensweerdt, aandragende, dat den Gouverneur
van aldaer, van dèse hooftbanck waer seeckere recognitie versuekerde,
hebben dieselve soldaten alsdoen vertert achtien vaenen ende eene halfe
biers, die van den Schepen~n aldaer ter huijse van Willem Haemers zijn
opgesprocken, daerbij niet gecesseerd hebbende sijn die soldaten in de
huijsen ingevallen ende den luijden doen geven eten ende drincken, ende
daerbij oyck nijet gecesseert sijn op Goensdach den 5 Oktober wederom al-
hier tot Beeck ingevallen wel omtrent off meer dan hondert soldaten bij
hun hebbende eenighe officiers geassocieert metten voorss. Willemen 't
samen liggende tot Stevensweerdt ende hebbende deze naebeschreven huijsen
ende personen geactioneerd geinvadeert als dieselve bij eede sijn ver-
claerende."

In het jaar 1637 vereerde hij Hoensbroek met een bezoek volgens de Gemeen-
terekeningen uit dat jaar: "Item aan Willem den boerenvijant en enige
soldaten van Stevensweert, betaald 12 daalders". Kennelijk hebben de be-
woners zich te weergesteld, want in bedoelde Gemeenterekeningen lezen we
verder: "Item hebben de naberen eenen soldat van Coninck bij Leonard
Meyers in den Meij doet geschoten, eenen serck laeten maecken ende daar-
voer betaalt 3 gulden 15 stuiver".
In de jaren 1646 e.v. heeft het dorp Roosteren het wederom zwaar te ver-
duren, vooral van de Lotharingse troepen, "de Lorreinen".

De Gemeenterekeningen van Roosteren geven nadere bijzonderheden.
(Als toelichting moge dienen: Karel IV, de Hertog van Lotharingen was
in het jaar 1633 door de Franse Koning van zijn hertogdom beroofd en trad
toen met zijn troepen in Spaanse dienst).

De Lorreinen lagen gedurende lange tijd in de vesting Stevensweert.
Op 16 oktober 1646 plunderden zij het dorp Roosteren inclusief de
kerk op vreselijke wijze en maakten zich gedurende zeven maanden schul-
dig aan de grootste gewelddaden.

Op 30 december 1646 reist de burgemeester naar Stevensweert om bij de
Gouverneur te informeren of Roosteren nood kon lijden "daer de Lottrin-
gers tussen de maese lagen".

Op 12 januari 1648 (de Gemeenterekeningen ov~r het jaar 1647 ontbreken)
kwam een bode van Stevensweert berichten "dat men de Lottringers soude
comen verzoeken (schenkingen doen?)".
Enige tijd later vereert men hen met kaas en boter.

Op 6 december 1648 informeert de burgemeester van Roosteren bij
de Gouverneur van Stevensweert naar de Lottringers.
Op 26 december 1648 vereert hi j de kapi tei n der Lottringers "Op gen
Ohe met appelen".
Op 4 januari 1649 ontvangt een wachtmeester 2 hanen en de ritmeester
der Lottringers Plambo, die bij juffrouw Spee te Genoo logeerde, krijgt
stroo ten geschenke.

Ik vermeld deze kleine giften omdat hieruit blijkt hoe een machteloze
en verrtederde bevolking tevergeefs tracht de woeste Lorreinen gun-
stig te stemmen.
Immers tot tweemaal toe reïzen burgemeester en schatheffer naar Roer-
mond "om geld te halen om die Lottringers wille" en vragen zij aan
de Lottringse overste Longeuril om kwijtschelding van contributie.
(Maasgouw nrs. 133 en 135 - juli 1981.).
Zoals we zagen zijn de rekeningen van de plaatselijke schatheffer
(ontvanger) vaak van belang voor de geschiedenis van een plaats.
De betreffende funktionaris geeft dikwijls aan, met welk doel geld
werd geleend als een soort rekening en verantwoording ten opzichte
van het -nageslacht.

Zo ook te Ubach over Worms (Waubach c.q. Ubach).
In de oorlog tussen de Republiek en Frankrijk (1672 - 1678) was prak-
tisch geheel Limburg bezet door Franse troepen.
Ook Waubach werd met vaste regelmaat geplaagd door contributies,
plundering en brandstichting.

Uit de gemeente-rekeningen uit het jaar 1676 van deze plaats blijkt dat
de gemeente in Aken 359 pattacons leende tot vrijkoping van gevangenen
uit Ubach, die te Stevensweert in de vesting zaten opgesloten.
In het jaar 1677 stuurt het Gemeentebestuur mannen met voedsel en
geld naar de vesting doch steeds weer keerden ze terug zonder hen te
hebben vrijgekocht.
In het jaar 1678 kwamen de gevangenen eindelijk vrij.
(Ubach over Worms van overworms tot gemeente Landgraaf - H.M.H.
Goossens).
Overigens bevinden zich in het jaar 1679 de burgemeester en andere
belangrijke inwoners van Theux als gevangenen te Stevensweert (zie
Pater Sangers z.g.m. "Er ligt een Eiland in de Maas").


J.J. van Riet
Hoensbroek 1987
 

 
 
                    EEN SOLDAAT ROND 1600.